Gedaan met laden. U bevindt zich op: Taal in verandering 25 jaar

Taal in verandering

Karen Deschamps (43) werkt sinds 2017 bij Team Taaladvies. Samen met Katleen Maesen geeft ze taal- en tekstadvies aan de medewerkers van de Vlaamse overheid. Ze heeft ook meegewerkt aan de adviezen over genderbewust taalgebruik van de Taalunie. Ze vertelt er graag meer over.

Je doelgroep is het best geplaatst om te oordelen of een tekst inclusief is.

Wat vind je fijn aan het beroep van taaladviseur?

Karen: ‘Het geeft me enorm veel voldoening mensen te helpen om hun teksten te verbeteren. Het is vaak een hele uitdaging om een ingewikkelde zin of een slecht gestructureerde tekst helder te krijgen, maar met wat creativiteit is er meestal wel een goede oplossing te vinden. Kleine ingrepen, bijvoorbeeld kopjes toevoegen, opsommingstekens gebruiken of de belangrijkste boodschap vooraan zetten, maken vaak al een groot verschil.’

‘Wat ik ook heel leuk vind, is dat ik elke dag wel iets bijleer: een woord of een uitdrukking waarvan ik het bestaan niet kende, of subtiele verschillen tussen Nederland en Vlaanderen. Zo leerde ik onlangs dat Nederlanders garnalenkroket zeggen tegen onze garnaalkroket. Taal verandert ook voortdurend. Ik vind het heel boeiend om die evoluties van nabij te kunnen volgen.’

Kun je een voorbeeld geven van zo’n taalverandering?

Karen: ‘De laatste jaren krijgen we heel veel vragen over inclusief taalgebruik, vooral over genderkwesties. Dat heeft te maken met veranderingen in de maatschappij: het besef is gegroeid dat biologisch geslacht en genderidentiteit niet noodzakelijk overeenkomen, en dat er meer genderidentiteiten bestaan dan alleen man en vrouw. Mensen vragen zich dan af hoe ze die diversiteit op het vlak van gender kunnen uitdrukken in taal. Bijvoorbeeld: welke aanhef gebruik je in een brief of mail als je het gender van de geadresseerde niet kent? Of: welk voornaamwoord gebruik je om te verwijzen naar non-binaire personen, die zich niet als man of vrouw identificeren?’

‘Zulke vragen waren in het begin lastig te beantwoorden, omdat de bestaande adviezen en naslagwerken niet voldoende informatie bevatten. Daarom hebben we aan het Taaladviesoverleg van de Taalunie voorgesteld om adviezen te ontwikkelen over taal en gender. In 2020 is daarvoor een werkgroep opgericht, waar ik zelf deel van uitmaak. In totaal hebben we 42 adviesteksten geschreven voor de website Taaladvies.net. We zijn daarbij grondig te werk gegaan: we hebben de wetenschappelijke literatuur bestudeerd en de teksten laten nalezen door diverse experts, zowel taalkundigen, communicatiedeskundigen als genderdeskundigen. Zo zijn we gekomen tot weloverwogen en genuanceerde adviezen.’

Heb je een gouden tip voor mensen die inclusiever willen schrijven?

Karen: ‘Ik zou zeggen: betrek je doelgroep bij je tekst. Mensen vragen ons soms of een bepaald woord – bijvoorbeeld landbouwer of persoon met een handicap – inclusief is. Maar daar kun je niet altijd duidelijk ‘ja’ of ‘nee’ op antwoorden. Wat ik inclusief vind, vinden mensen uit de doelgroep misschien niet inclusief, of omgekeerd. Bovendien evolueren de ideeën over wat inclusief is. Daarom is het een goed idee om – als dat mogelijk is natuurlijk – je tekst even voor te leggen aan mensen uit je doelgroep en te vragen hoe die bij hen overkomt. Voelen ze zich aangesproken en gerespecteerd? Je doelgroep is het best geplaatst om daarover te oordelen.’

‘Ook in onze campagne Heerlijk Helder hameren we op het belang van gebruikersonderzoek. Dat hoeft zeker geen grootschalig onderzoek te zijn. Een eenvoudige test bij een aantal mensen uit je doelgroep levert vaak al een schat aan informatie op. Een gebruikerstest helpt je om los te komen van je eigen perspectief en je eigen kennis, zeker als je de test zelf uitvoert. Je ziet dan met je eigen ogen dat mensen uit de doelgroep een tekst soms op een heel andere manier beleven dan je had verwacht.’

Welke taalveranderingen zijn je nog opgevallen de afgelopen jaren?

Karen: ‘De opmars van de je-vorm, ook bij de Vlaamse overheid. Tot voor kort adviseerden we onze organisaties om de u-vorm te gebruiken, op een paar uitzonderingen na. Maar vorig jaar hebben we het advies daarover herschreven. We merken dat sommige organisaties wat dichter bij hun doelgroep willen staan en daarom op een informelere manier willen communiceren, onder meer door de je-vorm te gebruiken. We geven nu meer ruimte aan organisaties om zelf te oordelen wat in een bepaalde context de beste keuze is.’

‘Ook in de aanhef van brieven en mails zie je die evolutie. Vroeger werd meestal Geachte gebruikt; nu lees je steeds vaker Beste. Ook dat heeft te maken met veranderingen in de maatschappij: onze kleding is meer casual, bedrijven gaan gemoedelijker om met hun klanten, we spreken onze leidinggevende met de voornaam aan, enzovoort. Bij die informelere omgangsvormen hoort ook een wat informelere taal.’

Hoe sta je tegenover de opkomst van AI-taalmodellen als ChatGPT?

Karen: ‘Ik heb er een dubbel gevoel bij. Aan de ene kant vind ik het fascinerend wat ze allemaal kunnen. Ik denk dat ze zeker een nuttig instrument kunnen zijn om teksten te verhelderen. Maar je moet er wel heel kritisch mee omgaan, want AI-tools durven weleens onzin te produceren. Als je ze vraagt om teksten te evalueren, gaan ze vaak de mist in, heb ik ondervonden. Om hun output te kunnen beoordelen, moet je zelf voldoende taal- en schrijfvaardigheid bezitten. Voorlopig zijn wij taaladviseurs dus nog niet overbodig.’