Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24092 - Toevoeging ontbindende voorwaarde aan eerdere inbreng van RG/OG in huwelijksovereenkomst Vlaamse Belastingdienst

VB 24092 - Toevoeging ontbindende voorwaarde aan eerdere inbreng van RG/OG in huwelijksovereenkomst

Voorafgaande beslissing
Nummer
24092
Datum beslissing
2 december 2024
Publicatiedatum
22 januari 2025

Heffing

  • Erfbelasting
  • Verdeelrecht

Wettelijke basis

  • art. 2.10.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.4. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te bekomen, dat:

de toevoeging van een ontbindende voorwaarde aan een reeds gedane inbreng niet zal worden beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF en de uitwerking van de ontbindende voorwaarde geen aanleiding kan geven tot het opvragen van verdeelrecht overeenkomstig artikel 2.10.1.0.1 VCF en volgende en geen aanleiding kan geven tot heffing van de erfbelasting overeenkomstig artikel 2.1.1.0.2 VCF en 2.7.1.0.4 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door notaris […], met standplaats te […], vierde kanton, namens:

  • De heer X, geboren te […] (Verenigd Koninkrijk) op xx.xx.1945, nationaal nummer […], wonende te […]
  • Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1950, nationaal nummer […], wonende te […]

De echtgenoten zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2004. Tot op heden ongewijzigd, zo zij verklaren.

De echtgenoten hebben geen gezamenlijke kinderen. De heer X heeft één zoon uit een vorige relatie.

II.B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

3. De heer X en mevrouw Y zijn gehuwd op xx.xx.2004 onder het wettelijk stelsel ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris […] te […] op xx.xx.2004. In voormeld huwelijkscontract bracht mevrouw Y de gezinswoning te […] in de huwgemeenschap. De heer X bracht een geldsom van [...] € in de huwgemeenschap.[1]

De geldsom van [...] € is later tijdens het huwelijk (in de periode 2006-2008) integraal gestort in een effectenportefeuille. De effectenportefeuille bestaat op heden enkel uit de effecten die destijds zijn aangekocht met de som van [...] € en hun meerwaarde. De effectenportefeuille bestond voorheen uit meerdere bestanddelen (ook na het huwelijk verworven), doch deze bestanddelen zijn terug afgescheiden van de oorspronkelijke effectenportefeuille. De heer X kan hiervan de bewijzen voorleggen.

De ingebrachte woning is thans nog in natura aanwezig in het gemeenschappelijk vermogen en is de gezinswoning van de echtgenoten.

De echtgenoten deden de inbreng in 2004 zonder enige voorwaarde. Zij wensen heden aan deze inbreng een ontbindende voorwaarde toe te voegen, zoals blijkt uit het bij de aanvraag gevoegde ontwerp van wijziging huwelijkscontract.[2]

Zij voegen tevens een keuzebeding in geval van overlijden voor wat het overige gemeenschappelijk vermogen betreft.

III. Motivering van de aanvraag

4. Overeenkomstig artikel 2.3.1 en 2.3.8 Burgerlijk Wetboek kunnen echtgenoten hun huwelijksstelsel en huwelijksovereenkomst naar goeddunken wijzigen. Partijen wensen een toevoeging van de ontbindende voorwaarde met betrekking tot de ingebrachte goederen (niet optioneel).

Ingevolge de retroactieve werking van de ontbindende voorwaarde worden de goederen geacht nooit tot het gemeenschappelijk vermogen behoord te hebben, zodat de vervulling van de ontbindende voorwaarde geen aanleiding zal geven tot verdelingsrecht of erfbelasting. De goederen keren terug naar het eigen vermogen van de inbrenger. Indien mevrouw Y eerst zou komen te overlijden, dan wenst de heer X dat de ingebrachte gelden, thans effectenportefeuille, naar zijn eigen vermogen terugkeert. Indien de heer X eerst zou komen te overlijden, dan wenst mevrouw Y dat de ingebrachte gezinswoning naar haar eigen vermogen terugkeert. Ingevolge deze ontbindende voorwaarde zal de echtgenoot/echtgenote vermijden dat erfbelasting betaald moet worden op de goederen die hij/zij zelf heeft ingebracht. Door te kiezen voor de ontbindende voorwaarde opteren cliënten voor de minst belaste weg in de zin van artikel 170 van de Grondwet, waardoor deze beslissing een principieel geoorloofde belastingontwijking uitmaakt.

Bovendien vermijdt men dat het niet-gemeenschappelijk kind enige aanspraak kan laten gelden op de gezinswoning en maken deze goederen geen deel uit van een rekenboedel. Bijgevolg is deze voorgestelde wijziging eveneens gebaseerd op familiale aspecten en niet louter op fiscale overwegingen.

Er kan bovendien enkel sprake zijn van fiscaal misbruik wanneer de toepassingsvoorwaarden opgenomen in artikel 3.17.0.0.2 VCF cumulatief vervuld zijn en de belastingplichtige zich bijgevolg in strijd stelt met de doelstellingen van een bepaling van de Vlaamse Codex fiscaliteit of zich buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst. Uit bovenstaande moet afdoende blijken dat dit niet het geval is.

IV. Beslissing

5. Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

6. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

7. Artikel 3.22.0.0.1, §2, eerste lid, 3°, VCF stelt duidelijk dat de aanvraag de verwijzing moet bevatten naar de wettelijke of reglementaire bepalingen waarop de beslissing moet slaan. De voorafgaande beslissing heeft bijgevolg enkel betrekking op die specifieke artikelen waarnaar in de aanvraag uitdrukkelijk verwezen wordt.

Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.2 VCF:

De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 858bis van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform paragraaf 6 van het voormelde artikel.

  • Artikel 2.7.1.0.4 VCF:

De langstlevende echtgenoot die ingevolge een huwelijksovereenkomst die niet aan de regels voor de schenkingen is onderworpen, meer dan de helft van de gemeenschap toegekend krijgt, wordt voor de heffing van de erfbelasting gelijkgesteld met de langstlevende echtgenoot die, als niet wordt afgeweken van de gelijke verdeling van de gemeenschap, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder de levenden of een uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt.

  • Artikel 2.10.1.0.1 VCF:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt het verdeelrecht gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die als titel gelden van een overeenkomst houdende :

1° gedeeltelijke of gehele verdelingen van onroerende goederen;

2° afstanden onder bezwarende titel, onder mede-eigenaars, van onverdeelde delen in onroerende goederen;

3° omzetting als vermeld in artikel 745quater en artikel 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs als er geen onverdeeldheid is.

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.

De te beoordelen verrichting

8. In hun voorhuwelijkse huwelijksovereenkomst van xx.xx.2004 deden de echtgenoten X-Y elk inbreng van een goed in het gemeenschappelijk vermogen dat tussen hen bestaat, zonder hier enige voorwaarde aan toe te voegen voor het geval van ontbinding van dit gemeenschappelijk vermogen.

De oorspronkelijke voorwerpen van de gedane inbrengen waren als volgt:

  • inbreng door X van de geldsom van [...] euro;
  • inbreng door Y van de gezinswoning te […].

Aanvragers verklaren dat deze ingebrachte goederen zich thans nog in natura in het gemeenschappelijk vermogen bevinden. Over de inbreng gedaan door X, verklaren zij dat deze geldsom na de inbreng integraal werd gestort in een effectenportefeuille welke volgens verklaring van de aanvragers, op heden enkel bestaat uit de effecten die destijds zijn aangekocht met ingebrachte de som van [...] € en hun meerwaarde.

In de te beoordelen verrichting wensen de echtgenoten aan deze inbrengen door elk van hen gedaan bij voormelde huwelijksovereenkomst, een ontbindende voorwaarde (met retroactieve werking) toe te voegen voor het geval van ontbinding van het huwelijk, zodat de ingebrachte goederen bij realisatie van deze ontbindende voorwaarde retroactief terugkeren naar het vermogen van de inbrenger.

9. Gezien het besluitvormingsorgaan geen uitspraak doet over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak, kan geen uitspraak gedaan worden over de vraag of op burgerrechtelijk vlak na het sluiten van een overeenkomst nog een ontbindende voorwaarde kan toegevoegd worden aan de reeds eerder gedane inbrengen.

10. De vraag of zaakvervanging van rechtswege van de door de heer X ingebrachte geldsom mogelijk was, behoeft een burgerrechtelijk oordeel.

Of vervolgens voor deze geldsom dan ook daadwerkelijk zaakvervanging plaatsvond, betreft een bewijskwestie waarover eveneens geen uitspraak kan gedaan worden bij voorafgaandelijke beslissing: over “het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen” kan via voorafgaande beslissing immers geen uitspraak worden gedaan (artikel 3.22.0.0.1, §3, lid 2, c), VCF).

Vraag naar de toepassing van de artikelen 2.7.1.0.2 VCF, 2.7.1.0.4 VCF en 2.10.1.0.1 VCF?

11. Enerzijds wensen de echtgenoten een retroactief bedongen ontbindende voorwaarde van echtscheiding toe te voegen aan de door beide echtgenoten reeds eerder gedane inbrengen in de huwgemeenschap. Bij de realisatie van de ontbindende voorwaarde keren de ingebrachte goederen dan in principe terug naar de inbrenger.

Anderzijds wensen de echtgenoten een retroactief bedongen ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot toe te voegen aan de door beide echtgenoten reeds eerder gedane inbrengen in de huwgemeenschap. Bij de realisatie van de ontbindende voorwaarde keren de ingebrachte goederen dan in principe terug naar het eigen vermogen van de overlevende inbrenger, zodat het niet moet worden aangegeven in de nalatenschap van de vooroverledene.

Als in een huwelijksovereenkomst is voorzien dat de inbrengende echtgenoot een ingebracht goed in het geval van echtscheiding of in het geval van vooroverlijden van de niet-inbrengende echtgenoot zal of kan terugnemen, gaat het om de vervulling van een ontbindende voorwaarde waarop geen registratiebelasting of erfbelasting verschuldigd is (zie Standpunt nr. 15059 van 22 mei 2023).

Vraag naar fiscaal misbruik

12. Indien de wijzigende huwelijksovereenkomst is gesloten vanaf 1 juni 2012 kan ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen.

13. De voorgenomen verrichting maakt geen fiscaal misbruik uit in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

De ontbindende voorwaarde gekoppeld aan de inbreng van de goederen wordt niet beschouwd als fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF.

14. Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratie- en erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.

Voetnoten

[1] Een afschrift van de oorspronkelijke huwelijksovereenkomst van xx.xx.2004 wordt gevoegd als bijlage bij de aanvraag.

[2] Opmerking van het besluitvormingsorgaan: uit het door aanvragers voorgelegde ontwerp van wijzigende huwelijksovereenkomst, blijkt dat de ontbindende voorwaarde zal toegevoegd worden ongeacht de manier waarop het stelsel ontbonden zal worden.