ETS-verplichtingen voor vaste installaties
Als een installatie onder het toepassingsgebied van het EU ETS valt moet deze voldoen aan een aantal verplichtingen. Een overzicht van deze verplichtingen vindt u op deze pagina in de vorm van een snelgids met een korte introductie tot de verschillende vereisten, en in de vorm van een gedetailleerd overzicht van alle verplichtingen.
Snelgids: Beknopt overzicht van de verplichtingen
De snelgids bevat een beknopt overzicht van de verschillende verplichtingen waaraan een BKG-installatie (een ‘broeikasgasinstallatie’ of installatie die onder het EU ETS valt) moet voldoen en de verschillende stappen die de exploitant daartoe moet nemen.
Deze snelgids is voornamelijk geschreven voor:
- Personeelsleden van installaties die nieuw zijn onder het EU ETS
- Personeelsleden van ETS installaties die nog niet vertrouwd zijn met het ETS systeem (bv. nieuwe personeelsleden)
Taakverdeling EU ETS in Vlaanderen
Het Vlaamse Energie- en Klimaatagentschap is aangeduid als bevoegde autoriteit i.k.v. het EU ETS binnen Vlaanderen. In geval van vragen neemt u in eerste instantie best contact op met het Team ETS van het VEKA via emissierechten@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie) of 02 553 23 27.
Het VEKA laat zich voor de uitvoering van haar taken i.k.v. het EU ETS voor de technische aspecten ondersteunen door het Verificatiebureau Benchmarking Vlaanderen (VBBV). Zie ook verder in deze snelgids voor meer info over de rolverdeling per thema. Het VBBV kan gecontacteerd worden via vbbv@vbbv.be(opent in uw e-mail applicatie)
Toepassingsgebied EU ETS
Een installatie valt onder het EU ETS zodra deze een activiteit uitvoert die is opgenomen in Bijlage 1 bij de EU ETS-richtlijn (2003/87/EG)(opent in nieuw venster). De Europese Commissie heeft ook verdere richtsnoeren(PDF bestand opent in nieuw venster) opgesteld over hoe deze bijlage geïnterpreteerd moet worden.
Zodra een installatie één van deze activiteiten uitvoert, valt hij onder het EU ETS en gelden onderstaande verplichtingen.
Verplichtingen
Broeikasgasvergunning
In de EU moet elke BKG-installatie beschikken over een broeikasgasvergunning. In Vlaanderen is de broeikasgasvergunning geïntegreerd in de omgevingsvergunning: voor elke activiteit opgenomen in Bijlage I bij de ETS-richtlijn bestaat er een overeenkomstige Y-rubriek. Een ETS-installatie moet zich dus via zijn omgevingsvergunning laten vergunnen voor alle relevante Y-rubrieken.
Het omgevingsvergunningenbesluit bepaalt dat bij de aanvraag van een nog niet vergunde Y-rubriek of bij de hervergunning van een BKG-installatie een monitoringplan (MP) (en indien relevant: een monitoringmethodiekplan (MMP)) moet toegevoegd worden dat door het verificatiebureau (VBBV) is geverifieerd en dat door het VEKA is goedgekeurd. Nieuwe ETS-installaties moeten dus eerst een monitoringplan opstellen en voorleggen ter goedkeuring vooraleer ze (een aanpassing van) hun Omgevingsvergunning aanvragen.
Bij de aanvraag van een nog niet-vergunde Y-rubriek, wordt er door de exploitant een MP én MMP opgesteld waarin alle gekende informatie op het ogenblik van de aanvraag opgenomen is. Dit MP (en MMP) krijgt versienummer 1 en zal na positief advies door VBBV goedgekeurd worden door het VEKA. Dit MP (en MMP) moet toegevoegd worden aan de omgevingsvergunningsaanvraag. Bij de indienstneming van de installatie moet het MP én het MMP vervolgens geüpdatet worden m.b.v. een significante wijziging (SW).
Monitoring
Elke installatie onder het EU ETS moet steeds beschikken over een goedgekeurd en geactualiseerd monitoringplan (MP). Dit monitoringplan beschrijft hoe de exploitant de broeikasgasemissies in de installatie zal meten/berekenen, en moet te allen tijde overeenkomen met de situatie in de installatie. Daartoe wordt gewerkt met een systeem van significante en niet-significante wijzigingen.
Installaties moeten steeds nagaan of hun monitoringsmethodiek nog verbeterd kan worden. Om dit principe om te zetten in de praktijk, moet er op bepaalde tijdstippen en onder bepaalde voorwaarden een verbeteringsverslag ingediend worden.
Rapportering en verificatie
Elke ETS exploitant moet zijn emissies monitoren o.b.v. het goedgekeurde monitoringplan. Na elk kalenderjaar moeten de emissies zoals gemeten en berekend o.b.v. dit monitoringplan worden gerapporteerd aan het VEKA via een emissiejaarrapport. De deadline hiervoor is steeds 14 maart van het jaar X+1.
Het emissiejaarrapport moet vooraf worden geverifieerd door een geaccrediteerde en onafhankelijke verificateur. Deze verificateur zal nagaan of de methodologie zoals opgenomen in het goedgekeurde monitoringplan correct is toegepast en of alle data in het emissiejaarrapport correct en accuraat is. Na verificatie zal de verificateur een verificatierapport afleveren, dat samen met het emissiejaarrapport moet ingediend worden. Het verificatierapport moet samen met het emissiejaarrapport ingediend worden bij het VEKA.
Inlevering van emissierechten
Na de jaarlijkse rapportering (en goedkeuring) van broeikasgasemissies moet elke installatie voldoende emissierechten inleveren om zijn emissies af te dekken (1 emissierecht per ton CO2eq.). De inlevering moet ten laatste op 30 september van elk jaar uitgevoerd worden.
Als een installatie tegen 30 september onvoldoende emissierechten heeft ingeleverd, voorziet de Europese wetgeving een boete van 100,- euro per niet-ingeleverd emissierecht. Deze boete ontslaat de installatie ook niet van deze verplichting: de installatie dient de emissierechten alsnog in te dienen tegen 30 september van het jaar er op (of er wordt opnieuw een boete van 100,- euro per niet-ingeleverd emissierecht opgelegd). Bovendien wordt de naam van de installatie gepubliceerd op deze website.
Exploitanttegoedrekening
Elke installatie onder het EU ETS moet beschikken over een exploitanttegoedrekening in het Europese broeikasgasregister. Via deze rekening kunnen emissierechten ontvangen, verhandeld en ingeleverd worden. Het broeikasgasregister(opent in nieuw venster) wordt voor België beheerd door de Dienst Klimaat van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Zodra een installatie onder het EU ETS valt, stuurt de Vlaamse bevoegde autoriteit een verzoek naar deze registeradministrateur om een exploitanttegoedrekening te openen. De federale registeradministrateur neemt vervolgens contact op met de exploitant om de verdere stappen te overlopen. U kunt de registeradministrateur contacteren via helpdesk@climateregistry.be(opent in uw e-mail applicatie).
Verplichtingen in de context van de toewijzing van emissierechten
In sommige gevallen kan een installatie in aanmerking komen voor een kosteloze toewijzing van emissierechten. In de praktijk komt het er op neer dat de meeste industriële installaties een toewijzing kunnen aanvragen, voor elektriciteitsproducenten kan slechts uitzonderlijk een toewijzing verleend worden (bv. bij sommige WKKs).
In het kader van deze kosteloze toewijzing is het verplicht jaarlijks een rapport van activiteitenniveaus op te maken (ALC-rapport). De deadline hiervoor is steeds 14 maart.
Stopzettingen en nieuwkomers
Bij het stopzetten of opstarten van een (sub-)installatie dienen verschillende stappen te worden gevolgd. Raadpleeg de toelichting bij stopzetting en nieuwkomers in de periode 2021-2030 (10-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster).
Gedetailleerd overzicht van de verplichtingen
Hieronder wordt meer gedetailleerd ingegaan op de specifieke verplichtingen inzake broeikasgasvergunningen, monitoring, rapportering, verificatie, inlevering van emissierechten en verplichtingen in de context van de kosteloze toewijzing van emissierechten.
Conform artikel 4 van de richtlijn 2003/87/EG dient elke installatie die onder het toepassingsgebied van emissiehandel valt (zoals vastgelegd in Annex I van diezelfde richtlijn) over een ‘broeikasgasvergunning’ te beschikken. Het VEKA stelt een overzicht van alle ETS-plichtige installaties, emissies, toewijzingen en ingeleverde emissierechten binnen het Vlaamse Gewest ter beschikking.(Excel bestand opent in nieuw venster)
In Vlaanderen werd bij de start van de implementatie van het EU ETS gekozen om deze broeikasgasvergunning te integreren in de omgevingsvergunning. Elke installatie die een activiteit uitvoert die onder het toepassingsgebied van emissiehandel valt (= een BKG-installatie), dient over een zogenaamde Y rubriek te beschikken in de omgevingsvergunning. Dit zijn de rubrieken met de vermelding van de letter Y in de indelingslijst opgenomen in Bijlage I bij Titel I van het VLAREM. Elke Y rubriek komt overeen met een activiteit vermeld in Annex I van richtlijn 2003/87/EG.
Eén van de relevante rubrieken die in de indelingslijst opgenomen is, is rubriek 43.4 “installaties voor het verbranden van brandstof met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 20 MW, met uitzondering van installaties voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of stedelijk afval”.
Aangezien er zowel bij VBBV, VEKA als de bedrijven nood was om verder te documenteren en vast te leggen hoe dit totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van een installatie moet worden berekend, is er daarover een specifieke toelichting(PDF bestand opent in nieuw venster) beschikbaar.
Hoofdstuk 4.10 van titel II van het VLAREM beschrijft de verplichtingen waaraan BKG-installaties moeten voldoen:
- monitoren van emissies volgens een monitoringplan dat het verificatiebureau heeft geverifieerd en VEKA heeft goedgekeurd (art. 4.10.1.4);
- bewaking van de activiteitsniveaus volgens een monitoringmethodiekplan dat is geverifieerd door het verificatiebureau en goedgekeurd door VEKA (art. 4.10.7);
- rapporteren bij VEKA van emissies voorgaande jaar via geverifieerd emissiejaarrapport tegen uiterlijk 14 maart van ieder jaar (art. 4.10.1.5);
- rapporteren bij VEKA van de activiteitsniveaus via geverifieerd ALC-rapport tegen uiterlijk 14 maart van ieder jaar (art. 4.10.1.7);
- schrappen van Y rubriek indien niet langer relevant (art. 4.10.1.6);
- inleveren van emissierechten via rekening in register (art. 4.10.1.2).
Daarnaast moet een BKG-installatie ook beschikken over alle relevante Y rubrieken die opgenomen zijn in de indelingslijst uit Bijlage I bij Titel I van het VLAREM.
Exploitanten van installaties moeten jaarlijks hun emissies berekenen (of meten) op basis van een op voorhand goedgekeurde methodologie. Deze methodologie staat neergeschreven in een door het VEKA goedgekeurd monitoringplan.
Algemene verplichting: beschikken over een goedgekeurd monitoringplan
Elke BKG-installatie die onder het toepassingsgebied valt, moet beschikken over een goedgekeurd monitoringplan.
Het monitoringplan is in principe voor een volledige toewijzingsperiode (2021-2025 en 2026-2030) geldig. Er wordt dus geen jaarlijkse goedkeuring (meer) voorzien voor alle installaties. De exploitanten zijn echter nog steeds verplicht het monitoringplan actueel te houden en wijzigingen te melden / te laten goedkeuren (zie hieronder).
Verplicht sjabloon voor het monitoringplan
Exploitanten zijn verplicht een specifiek sjabloon te gebruiken voor hun monitoringplan.
Het Vlaamse Gewest hanteert het Europese xls-sjabloon en laat het gebruik van zowel een Engelstalige als een Nederlandstalige versie toe.
De sjablonen kunnen hieronder rechtstreeks gedownload worden. Voor verdere informatie dient het toelichtingsdocument bij de opmaak van het initieel monitoringplan door nieuwkomers (30-10-2023)(Word bestand opent in nieuw venster) geraadpleegd te worden.
- Sjabloon Vlaanderen VER-MP21-25 (NL)(opent in nieuw venster)
- Sjabloon Vlaanderen VER-MP21-25 (EN)(opent in nieuw venster)
In bovenstaande toelichting zit tevens een uitgebreide toelichting vervat wat betreft de berekening van de CO2-uitstoot van aardgas op basis van aardgastellers beheerd door Fluvius of Fluxys. De toelichting over bronstroom aardgas (08-12-2021)(Word bestand opent in nieuw venster) kan ook apart geconsulteerd worden.
Monitoringplan up-to-date houden en wijzigingen bijhouden
Het monitoringplan moet steeds overeenkomen met de actuele staat van de BKG-installatie. Exploitanten moeten dus ook wijzigingen in de loop van het kalenderjaar in dit monitoringplan opnemen, deze registreren en in sommige gevallen melden aan het VEKA en/of het VBBV.
Gezien er geen jaarlijkse goedkeuring van een monitoringplan wordt voorzien, wordt dit op een andere manier geregeld. Lees hierover meer in de toelichting en sjablonen wijzigingen aan een monitoringplan (03-05-2024)(Word bestand opent in nieuw venster).
Wat te doen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een nog niet vergunde Y-rubriek of bij de hervergunning van een BKG-installatie
Het omgevingsvergunningenbesluit bepaalt dat enkel bij de aanvraag van een nog niet vergunde Y-rubriek of bij de hervergunning van een BKG-installatie een monitoringplan moet toegevoegd worden dat door het verificatiebureau geverifieerd is en dat door het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) is goedgekeurd. In alle andere gevallen, dient geen goedgekeurd monitoringplan toegevoegd te worden.
Meer info vindt u in het bovenstaand toelichtingsdocument (Toelichting en sjablonen wijzigingen aan een monitoringplan in de handelsperiode 2021-2030).
Verbeteringsverslag
Onder het principe van ‘continue verbetering’ moeten exploitanten regelmatig nagaan of hun monitoringmethode nog verbeterd kan worden. In navolging van dit principe moeten exploitanten in bepaalde gevallen een verbeteringsverslag indienen via vbbv@vbbv.be(opent in uw e-mail applicatie).
Het sjabloon (09-06-2022) dat in de handelsperiode 2021-2030 dient gehanteerd te worden(Word bestand opent in nieuw venster), is een klein beetje gewijzigd t.o.v. de vorige handelsperiode. Raadpleeg ook de toelichting over het verbeteringsverslag (09-06-2022)(Word bestand opent in nieuw venster).
Verdere richtsnoeren
Zowel op Vlaams als op Europees niveau zijn er verdere richtsnoeren opgesteld om exploitanten te begeleiden bij het opstellen van het monitoringplan en de toepassing van de monitoringmethode.
De Europese Commissie stelt Europese guidance documenten op om ervoor te zorgen dat de MRVA regels geharmoniseerd worden toegepast. Ook wat betreft de behandeling van biomassa binnen EU-ETS is een (belangrijk) Guidance document 3 opgesteld. Raadpleeg hiervoor de guidance documenten op de DG CLIMA-website van de Europese Commissie(opent in nieuw venster).
Ter verduidelijking van deze Europese guidance stelde VEKA een toelichting bij de REDII-criteria voor het gebruik van biomassa onder ETS (10-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster) op. Dit document verduidelijkt wanneer en op welke manier voldaan moet worden aan de duurzaamheids- en/of broeikasgasemissiereductiecriteria die vastgelegd werden in de richtlijn ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (REDII).
Specifiek m.b.t. het gebruik van groen gas in Vlaamse ETS-installaties, is een specifieke toelichting beschikbaar over de praktische aspecten voor de behandeling van groen gas binnen het EU-ETS in Vlaanderen (01-12-2022)(PDF bestand opent in nieuw venster). De voorgaande toelichting werd opgesteld in samenwerking met de VREG en is een actualisering van een in oktober 2021 opgestelde toelichting.
Specifically in relation to the use of green gas in Flemish ETS installations, VEKA drew up a note on the practical aspects regarding the use of green gas in the framework of the EU ETS in the Flemish region (courtesy translation) (01-12-2022)(PDF bestand opent in nieuw venster). The procedures elaborated in this note are only valid until reporting year 2022. The document will receive minor updates in the following days to be in line with the updated Dutch version above.
Alle exploitanten van BKG-installaties moeten elk jaar een geverifieerd emissiejaarrapport (EJR) indienen, met daarin de totale geverifieerde broeikasgasemissies van het voorgaande jaar.
Exploitanten van BKG-installaties aan wie in de handelsperiode 2021-2025 kosteloos emissierechten wordt toegewezen, moeten daarnaast ook elk jaar een geverifieerd rapport over de activiteitsniveaus (ALC - Acitivity Level Changes) indienen.
Belangrijke deadlines voor exploitanten:
- 14 maart: indiening geverifieerd EJR-rapport
- 14 maart: indiening geverifieerd ALC-rapport (indien nodig)
Rapportering van emissies via de EU ETS Reporting Tool (ERT) van de Europese Commissie
In het Vlaams Gewest gebeurt de opstelling en indiening van het emissiejaarrapport vanaf 2025 — met de emissiegegevens over het jaar 2024 — via de EU ETS Reporting Tool (ERT) van de Europese Commissie(opent in nieuw venster). In dit kader is de Vlaamse rapporteringstool inmiddels offline gehaald. Een handleiding is beschikbaar op de website van de Europese Commissie(opent in nieuw venster).
Rapportering van activiteitsniveaus via het Vlaams ALC-loket
De kosteloze toewijzing van emissierechten wordt vanaf de handelsperiode 2021-2030 beïnvloed door de werkelijke activiteitsniveaus. Deze activiteitsniveaus moeten daarom jaarlijks gerapporteerd en geverifieerd worden. Het geverifieerde rapport over de activiteitsniveaus moet jaarlijks ingediend worden op 14 maart, dus samen met de indiening van het EJR.
Indiening gebeurt door het geverifieerde ALC-rapport op te laden via het ALC-loket(opent in nieuw venster).
Bij het opstellen van het rapport kan de toelichting bij opstellen rapport over de activiteitsniveaus (05-03-2021)(Word bestand opent in nieuw venster) geraadpleegd worden.
Het xls-sjabloon voor het rapport over de activiteitsniveaus kan u hieronder downloaden (let echter op: tijdens de handelsperiode moet een nieuw ALC-rapport verderwerken op de Excel van het laatst door VEKA goedgekeurde ALC-rapport):
- Sjabloon Vlaanderen VER-ALC21-25_NL (28-09-2021)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon Vlaanderen VER-ALC21-25_EN (28-09-2021)(Excel bestand opent in nieuw venster)
De verificatie van het rapport gebeurt door een onafhankelijke verificateur, zoals hieronder uitgelegd in het onderdeel “verificatie”.
Steekproefsgewijze controle en goedkeuring van geverifieerde emissies en activiteitsniveaus
Het VEKA controleert steekproefsgewijs de geverifieerde emissies en activiteitsniveaus zoals opgenomen in het emissiejaarrapport en het rapport over de activiteitsniveaus, en keurt deze in voorkomend geval uiterlijk op 15 juni goed. De geverifieerde emissiecijfers en activiteitsniveaus kunnen in theorie dus nog aangepast/gecorrigeerd worden. Na goedkeuring zijn de geverifieerde emissies en activiteitsniveaus definitief en kunnen deze niet meer aangepast worden. Deze maatregel biedt rechtszekerheid aan de exploitanten.
Vooraleer het emissiejaarrapport (over de emissies) van de exploitant wordt ingediend, moet dit geverifieerd worden door een geaccrediteerde en onafhankelijke verificateur. Hetzelfde geldt (vanaf de handelsperiode 2021-2030) voor exploitanten die een rapport over de activiteitsniveaus (ACL rapport) moeten indienen. Voor verificatie van beide rapporten moet elke exploitant tijdig een verificateur contracteren.
Verificatie in de praktijk
Tijdens het verificatieproces gaat de verificateur na of de emissies of activiteitsniveaus zijn berekend en/of gemeten in overeenstemming met de vastgelegde monitoringmethode (zoals opgenomen in het goedgekeurde monitoringplan en/of monitoringmethodiekplan) en/of de gerapporteerde emissiegegevens en/of activiteitsgegevens betrouwbaar, volledig, accuraat en precies zijn.
De verificateur zal zijn bevindingen neerschrijven in een verificatierapport, dat samen met het emissiejaarrapport en/of het rapport over de activiteitsniveaus ingediend wordt bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA). De indiening van deze geverifieerde rapporten verloopt via webapplicaties, zoals hierboven uitgelegd onder de rubriek “Rapportering van emissies” en “Rapportering van activiteitsniveaus”.
Gezien het verificatieproces enige tijd in beslag neemt, wordt aangeraden om ruim op voorhand (voor het einde van het kalenderjaar) een verificateur aan te stellen.
In het algemeen geldt dat het verificatieproces voor elke installatie gelijk is, en voor elke installatie dus verschillende stappen doorlopen moeten worden. De complexiteit van elke stap varieert echter sterk, afhankelijk van de complexiteit van de installatie en de monitoringmethodologie.
Richtsnoeren
Op Europees niveau zijn er richtsnoeren opgesteld om verificateurs te begeleiden bij het verificatieproces. Deze Europese guidance documenten zijn opgesteld om ervoor te zorgen dat de MRVA regels geharmoniseerd worden toegepast. Over verschillende onderwerpen (bv. over plaatsbezoeken) zijn er specifieke “Key guidande documenten” beschikbaar. Deze guidance documenten kunnen geraadpleegd worden op de website van DG CLIMA van de Europese Commissie(opent in nieuw venster) (onder het topic “Accreditation and Verification Regulation (AVR): Guidance and templates”).
Sjabloon voor het verificatierapport
- Verificatie van emissies:
De verificateur is verplicht om een Vlaams sjabloon (09-02-2022) te gebruiken voor het opstellen van het verificatierapport(Excel bestand opent in nieuw venster). De verplichte velden van dit sjabloon worden toegelicht in een uitgebreidere versie van het sjabloon (09-02-2022)(Excel bestand opent in nieuw venster). De verificateur moet zijn bevindingen neerschrijven in het sjabloon zelf, niet in de uitgebreidere versie met toelichting. - Verificatie van activiteitsniveau:
De verificateur is verplicht een sjabloon te gebruiken voor het opstellen van het verificatierapport van acitiviteitsniveau(Excel bestand opent in nieuw venster).
Voorwaarden voor verificateurs
De verificateur moet geaccrediteerd zijn conform de norm ISO 17905 en de Europese Accreditatie en Verificatieverordening (AVR). Bovendien moet de verificateur geaccrediteerd zijn voor de activiteit die de installatie uitoefent (bv. ‘verbranding van brandstoffen’ of ‘productie van ijzer en staal’, ‘activiteitsniveaus’,...).
Verder moet de verificateur onafhankelijk zijn van de exploitant. Dit betekent dat de verificateur geen ander verband mag hebben met de exploitant behalve de verificatie van het emissiejaarverslag. De verificateur mag dus ook geen andere diensten verlenen aan de exploitant (bv. consultancy op andere gebieden).
Voor zover een verificateur aan bovenstaande voorwaarden voldoet, mag hij de verificatie uitvoeren. Er kan dus ook gekozen worden om te werken met een verificatie-instelling uit een andere lidstaat. Wel moet de verificateur in kwestie voldoende kennis hebben van de Nederlandse taal en de Belgische en Vlaamse wetgeving om de verificatie naar behoren te kunnen uitvoeren.
Verificateur vinden
Elke Europese lidstaat heeft een Nationale Accreditatie Instantie die de geaccrediteerde verificateurs moet bekend maken op haar website. De Belgische accreditatie instantie BELAC(opent in nieuw venster) publiceert de geaccrediteerde verificatie-instellingen. Er mag ook dienst gedaan worden op verificateurs die zijn geaccrediteerd in het buitenland.
Hieronder vindt u een lijst van verificateurs waarvan geweten is dat ze actief zijn in het Vlaams Gewest (o.b.v. rapportering over 2021 in voorjaar 2022):
- Vinçotte (vincotte.be)
- SGS Belgium NV (sgs.be)
- DNV Business Assurance B.V. (dnv.nl)
Afzien van bezoeken ter plaatse
De AVR (Accreditation & Verification Regulation) laat voor bepaalde installaties en onder bepaalde voorwaarden toe om af te zien van het bezoek ter plaatse door de verificateur, met een eenvoudigere en snellere verificatie tot gevolg. De relevante bepalingen zijn opgenomen in artikels 21 en 32 van de verordening. In sommige gevallen dient er op basis van deze artikels op voorhand toestemming gevraagd te worden aan de bevoegde autoriteit. In dergelijk geval kan een vraag gericht worden aan het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA) via emissierechten@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie). Bij deze vraag moet verantwoording gevoegd worden waarom aan de desbetreffende bepalingen van de verordening is voldaan.
Algemene verplichting
Installaties onder het EU ETS moeten jaarlijks voldoende emissierechten inleveren om hun emissies af te dekken. Elk jaar, tegen 30 september ten laatste, moet er een emissierecht ingeleverd worden voor elke ton CO2-equivalent die de installatie het jaar er voor heeft uitgestoten.
Deze deadline is erg strikt. Bij overschrijding legt de EU wetgeving een boete op van €100 per niet-ingeleverd emissierecht (geïndexeerd vanaf 2013). Bovendien ontslaat deze boete de exploitant niet van de verplichting om de emissierechten in te leveren. Indien deze rechten het jaar erna nog niet zijn ingeleverd, wordt er opnieuw een boete van €100 per niet-ingeleverd emissierecht opgelegd.
Inlevering in de praktijk
De inlevering van emissierechten gebeurt via het Europese broeikasgasregister. Voor elke installatie bestaat er in dit register een zogenaamde exploitanttegoedrekening. Via deze rekening kunnen emissies opgeladen worden, en emissierechten ontvangen, verhandeld en ingediend worden.
In België wordt het beheer van dit register door de gewesten uitbesteed aan de Dienst Klimaat van de federale overheid.(opent in nieuw venster)
Verkrijgen van emissierechten
Indien een installatie geen of onvoldoende toewijzing krijgt om zijn emissies af te dekken, moeten er emissierechten aangekocht worden. Dit kan op verschillende manieren:
- Er kunnen rechten aangekocht worden op de EU ETS-veiling(opent in nieuw venster). In de praktijk wordt hier echter met zeer grote volumes gewerkt, waardoor deze optie enkel wordt gebruikt door zeer grote spelers (bv. grote elektriciteitsproducenten die voor meerdere installaties aankopen);
- Er kan bilateraal gehandeld worden tussen installaties;
- De meest gebruikte en gebruiksvriendelijke methode is om emissierechten aan te kopen via tussenpersonen: zogenaamde ‘traders(PDF bestand opent in nieuw venster)’.
Sommige transacties in het register kunnen enige tijd in beslag nemen. Hou hier rekening mee om te verzekeren dat er tegen 30 september ten laatste voldoende emissierechten ingeleverd kunnen worden.
Alle activiteiten, behalve elektriciteitsproductie, komen in de periode 2021-2030 in aanmerking voor een jaarlijkse kosteloze toewijzing van emissierechten.
In het algemeen wordt de toewijzing bepaald op basis van onderstaande formule:
Toewijzing = HAL * BM * CLF * CSCF
Deze toewijzing wordt gebaseerd op de volgende vier factoren:
- historische productieniveau van de installatie (HAL)
- benchmark vastgelegd voor het betreffende product (BM)
- mate waarin de activiteit is blootgesteld aan het risico op koolstoflekkage (of ‘carbon leakage’) (CLF)
- cross sectional correction factor (kaasschaaf) (CSCF).
De totale hoeveelheid beschikbare emissierechten voor kosteloze toewijzing is beperkt. Indien de som van de toewijzingen zoals berekend op basis van de Europese regels deze hoeveelheid overschrijdt, wordt er een zogenaamde ‘cross sectional correction factor’ (=kaasschaafprincipe) toegepast op de toewijzingen.
Vaak oefenen installaties meer dan 1 activiteit uit (bv. ze produceren meerdere producten). In dat geval wordt de toewijzing bepaald per type activiteit (of product), en spreekt men van ‘sub-installaties’. De toewijzing voor de installatie is dan de som van de toewijzingen van de verschillende sub-installaties.
De handelsperiode 2021-2030 is opgesplitst in twee vijfjaarlijkse toewijzingsperiodes (2021-2025 en 2026-2030) met elk hun referentieperiode, dat als historisch activiteitsniveau (HAL) wordt gebruikt. Binnen deze toewijzingsperiodes wordt de toewijzing jaarlijks bijgesteld bij het voorkomen van capaciteitswijzigingen.
Benchmarkwaardes worden per toewijzingsperiode aangescherpt o.b.v. de geobserveerde verbetering in broeikasgasintensiteit in de 10% meest efficiënte installaties. Voor de toewijzingsperiode 2021-2025 gebeurde dit mede op basis van geüpdatete gegevens verzameld tijdens de hieronder vermelde gegevensinzameling in alle Lidstaten. Mede op basis daarvan werden vervolgens de aangescherpte product benchmarkwaarden en ook de fallback benchmarkwaarden voor de periode 2021-2025 berekend en vervolgens vastgelegd en bekendgemaakt via een uitvoeringsverordening van de Europese Commissie(opent in nieuw venster).
In 2019 is een aangepaste carbon leakage lijst(opent in nieuw venster) gepubliceerd voor 2021-2030, met licht gewijzigde criteria voor handel- en emissie-intensiteit. Voor sectoren op deze lijst blijft de CLF op 100%, voor andere sectoren blijft de CLF op 30% tot 2026 om vervolgens lineair uit te doven (0%) tegen 2030 (uitgezonderd stadsverwarming).
Bepaling oorspronkelijke toewijzing in 2021 en 2026
Per vijfjarige toewijzingsperiode wordt de oorspronkelijke toewijzing vastgelegd o.b.v. het gemiddelde activiteitsniveau in de historische referentieperiode. De benchmarkwaarden worden aangescherpt o.b.v. de geobserveerde broeikasgasintensiteit van de 10% meest efficiënte installaties in bepaalde jaren van de historische referentieperiode.
Toewijzingsperiode | Historische referentieperiode | Relevante jaren voor de benchmark update |
2021-2025 | 2014-2018 | 2016-2017 |
2026-2030 | 2019-2023 | 2021-2022 |
Om alle nodige gegevens te verzamelen voor de toewijzingsperiode 2021-2025 (incl. de gegevens voor de aanscherping van de Europese benchmarkwaarden) moesten alle installatie die een toewijzing wensen te ontvangen een geverifieerd baseline rapport indienen bij de bevoegde autoriteit met daarin per sub-installatie zowel het activiteitsniveau als de broeikasgasintensiteit voor elk jaar van de historische referentieperiode.
Op basis daarvan (en mede op basis van de aangescherpte BM waarden), werd de initiële toewijzing voor de periode 2021-2025 berekend. Belangrijk daarbij was dat er geen CSCF (Cross-Sectoral Correction Factor) noodzakelijk was om een eventuele correctie uit te voeren bij een overaanbod van kosteloze toewijzingen. Een correctiefactor van 100% wil dus zeggen dat er in de periode 2021-2025 geen correctie optreedt als gevolg van dit mechanisme.
Voor het bepalen van de oorspronkelijke toewijzing bestaat er EU-wetgeving en richtsnoeren(Word bestand opent in nieuw venster), en heeft het VEKA eveneens FAQ’s opgemaakt (13-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster). Meer informatie over de praktische zaken i.v.m. de toewijzingsperiode 2026-2030 leest u onderaan deze website.
Jaarlijkse aanpassing van de oorspronkelijke toewijzing
Tijdens de periode 2021-2025 (en ook 2026-2029) moet de oorspronkelijke toewijzing aangepast worden in de volgende gevallen:
- activiteitsniveau wijzigt met meer dan 15% t.o.v. het historische activiteitsniveau (o.b.v. een rollend tweejaarlijks gemiddelde)
- er is sprake van een stopzetting van een (sub-)installatie
- er is sprake van een nieuwkomer of een nieuwe (sub-)installatie
- er is sprake van bepaalde wijzigingen in de installatie (bv. verhoogde warmte-import/-export, verhoogde affakkeling van afgassen, …).
Om deze regels te implementeren is voor elke installatie waarvoor een kosteloze toewijzing ontvangen wordt, een monitoringmethodiekplan opgesteld (cfr. infra), dat in detail beschrijft hoe het activiteitsniveau van de installatie gemonitord zal worden (cfr. infra).
Op basis van dit plan zal vanaf 2021 jaarlijks een geverifieerd rapport over de activiteitsniveaus (ALC rapport) moeten ingediend worden. In 2021 moet dit rapport de activiteitgegevens bevatten van de jaren 2019-2020, vanaf 2022 moet dit de activiteitgegevens bevatten van het voorgaande kalenderjaar.
Monitoringmethodiekplan (MMP)
De gegevens die worden gerapporteerd in het baseline rapport en het rapport over het activiteitsniveau, moeten gemonitord worden op basis van een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd Monitoringmethodiekplan (of MMP).
Voor de voorbereiding van de toewijzingsperiode 2026-2030 moeten het sjabloon MMP26-30 gebruikt worden. Voor nieuwkomers moet sinds 1 januari 2024 eveneens dit sjabloon gebruikt worden voor de aanvraag van kosteloze toewijzing. Dit kan hieronder gevonden worden, onder de titel “Toewijzingsperiode 2026-2030 (Fase 4): richtsnoeren en sjablonen voor huidige exploitanten en nieuwkomers die hun toewijzingsaanvraag indienen vanaf 2024”.
Informatie over het MMP van bestaande BKG-installaties voor de toewijzingsperiode 2021-2025 kan hieronder gevonden worden.
Monitoringmethodiekplan actueel houden en wijzigingen bijhouden
Net zoals bij het monitoringplan, moeten exploitanten bepaalde wijzigingen, indien ze optreden, in de loop van het kalenderjaar in het monitoringmethodiekplan opnemen, melden aan het VBBV en laten goedkeuren door de bevoegde autoriteit. Voor andere wijzigingen zal het volstaan ze te registreren in een logboek en éénmaal per jaar te integreren in het monitoringplan.
Het systeem voor deze wijzigingen loopt parallel aan wijzigingen aan het monitoringplan.
Meer informatie hierover vindt u in het document Toelichting en sjablonen wijzigingen aan een monitoringmethodiekplan (21-01-2022)(Word bestand opent in nieuw venster).
Nieuwe (sub-)installaties of een stopzetting van een (sub-)installatie
In het geval van een stopzetting of het openen van een nieuwe (sub-)installatie moeten een aantal stappen doorlopen worden. Raadpleeg hierover het document ‘Toelichting bij stopzetting en nieuwkomers in de periode 2021-2030’ (10-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster), waarin ook wordt verduidelijk wat de impact op de kosteloze toewijzing is.
Wanneer voldaan is aan de voorwaarden voor een stopzetting (zie toelichting hierboven), moet de exploitant zo snel mogelijk een melding van stopzetting indienen bij VEKA. Dit gebeurt op basis van het goedgekeurde ALC-rapport (rapport over de activiteitsniveaus) voor stopzettingen. Het benodigde sjabloon kunt u hieronder downloaden.
- Sjabloon VL - stopzetting - VER-ALC21-25_NL (8-10-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon VL - stopzetting - VER-ALC21-25_EN (8-10-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
De exploitant vult de volgende secties van het sjabloon in:
- Algemene informatie over de installatie in tabblad A_installation.
- Melding van de stopzetting van de installatie (“WAAR” in rij 21 van tabblad A_installation).
- De sectie over de “voor dit verslag ingeschakelde verificateur” (rijen 190-200 in tabblad A_installation) blijft leeg of wordt verwijderd.
- De datum en reden van stopzetting in tabblad B+C_SubInstallations onder de rubriek “I Lijst van subinstallaties”.
- De activiteitsniveaus tot en met het jaar voorafgaand aan de stopzetting: als de installatie in jaar Y wordt stopgezet, worden de activiteitsniveaus ingevuld tot en met jaar Y-1.
Dit ALC-rapport dient als melding van de stopzetting en hoeft niet door een onafhankelijke verificateur te worden geverifieerd. Het wordt echter wel gecontroleerd door het VBBV. Zodra het verificatierapport van het VBBV is ontvangen, wordt dit samen met het ALC-rapport ter goedkeuring ingediend bij het VEKA.
Carbon leakage
Carbon leakage – oftwel koolstoflekkage – beschrijft het fenomeen waarbij bedrijven die worden onderworpen aan ambitieus klimaatbeleid, hun productie verplaatsen naar landen met geen of minder streng klimaatbeleid. Het gevolg is een verplaatsing van emissies in plaats van de reductie ervan, in combinatie met een verplaatsing van economische activiteiten.
Om het risico op carbon leakage te beperken, voorziet het EU ETS een relatief hoge toewijzing voor blootgestelde sectoren. Het gaat daarbij om sectoren waarvan wordt geacht dat ze internationaal moeten concurreren, en die dus de koolstofkost van het EU ETS niet (volledig) kunnen doorrekenen in hun prijzen. Deze sectoren zijn opgenomen in de ‘carbon leakage’ lijst(opent in nieuw venster).
Indirecte carbon leakage: compensatieschema
Er wordt geen toewijzing verleend voor elektriciteitsopwekking, omdat wordt geacht dat de kost van het ETS doorgerekend kan worden aan de eindverbruiker (via de elektriciteitsprijs).
Dit leidt echter tot stijgende elektriciteitsprijzen, wat er toe kan leiden dat bepaalde industriële sectoren (die zijn blootgesteld aan carbon leakage) aan competitiviteit inboeten. Om dit te voorkomen mogen lidstaten – indien ze dit verkiezen – een financiële tegemoetkoming verlenen om deze prijsstijging te compenseren.
Het Vlaams Gewest maakt gebruik van deze mogelijkheid. De compensatie voor Indirect Carbon Leakage (opent in nieuw venster)wordt beheerd door het Vlaams Agentschap voor Innoveren en Ondernemen.
Toewijzingsperiode 2026-2030 (Fase 4): richtsnoeren en sjablonen voor huidige exploitanten en nieuwkomers die hun toewijzingsaanvraag indienen vanaf 2024
Om alle benodigde gegevens te verzamelen voor de toewijzingsperiode 2026-2030, inclusief de gegevens voor de aanscherping van de Europese benchmarkwaarden, moeten alle BKG-installaties die een toewijzing willen ontvangen in de periode 2026-2030 tegen 30 juni 2024 een door externe verificatie-instellingen geverifieerd baseline data rapport (BDR) indienen bij het VEKA. Dit rapport moet per sub-installatie zowel het activiteitsniveau als de broeikasgasintensiteit bevatten voor elk jaar van de historische referentieperiode, namelijk 2019-2023. Op basis hiervan, en mede op basis van de aangescherpte benchmarkwaarden, wordt de initiële toewijzing voor de periode 2026-2030 berekend. Het BDR moet worden opgesteld op basis van een door het VBBV geverifieerd en door het VEKA goedgekeurd Monitoringmethodologieplan (MMP) voor de periode 2026-2030.
De Excel-sjablonen voor het MMP en het BDR zijn hieronder te downloaden. Zowel de de Engelstalige versies als de Nederlandstalige versies zijn beschikbaar.
- Sjabloon VER-MMP26-30_NL (27-03-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon VER-MMP26-30_EN (27-03-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon VER-BDR26-30_NL (27-03-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon VER-BDR26-30_EN (27-03-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
De Europese Commissie heeft een specifiek sjabloon voor het baseline data rapport (BDR) uitgebracht, bedoeld voor installaties die de benchmark-subinstallatie “Waterstof” bevatten én H2/CO-mengsels (>60vol% H2) produceren in plaats van puur H2. Het biedt exploitanten van deze installaties de mogelijkheid om mengsels te rapporteren die onder de waterstofbenchmark worden geproduceerd en die niet onder de GN-code voor waterstof vallen, en dus ook niet onder CBAM, zodat dit nauwkeurig in het rapport wordt weergegeven. Alle andere operators kunnen nog steeds gebruik maken van de versie van het BDR-sjabloon dat gepubliceerd is op de website van het VEKA, zonder verdere aandacht te besteden aan deze kwestie.
- Sjabloon VER-BDR26-30_NL_BMHydrogen (25-04-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon VER-BDR26-30_EN_BMHydrogen (25-04-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
Vooraleer het baseline data rapport van de exploitant wordt ingediend, moet dit geverifieerd worden door een geaccrediteerde en onafhankelijke verificateur. De verificateur zal zijn bevindingen neerschrijven in een verificatierapport, dat samen met het baseline data rapport tegen 30 juni 2024 ingediend moeten worden bij het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA).
Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderstaande document met frequently asked questions (FAQ). Daarnaast kunt u hieronder het toelichtingsdocument voor de opmaak van het Monitoringmethodiekplan (MMP) voor de toewijzingsperiode 2026-2030 en het toelichtingsdocument betreffende de energie-efficiëntieconditionaliteit vinden, evenals de bijbehorende maatregelentabel.
- Toewijzingsregels 2021-2030: FAQ’s voor toepassing in het Vlaams Gewest (13-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster)
- Toelichting opmaak MMP26-30 (05-03-2024)(Word bestand opent in nieuw venster)
- Toelichting energie-efficiëntieconditionaliteit (24-05-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster)
- Sjabloon maatregelentabel (22-03-2024)(Excel bestand opent in nieuw venster)
Op Europees niveau zijn richtsnoeren opgesteld om exploitanten en bevoegde autoriteiten te begeleiden bij het toewijzingsproces. Deze Europese guidance documenten zijn ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de toewijzingsregels geharmoniseerd worden toegepast. Deze guidance documenten kunnen geraadpleegd worden op de website van DG CLIMA van de Europese Commissie(opent in nieuw venster).
Bijkomende verplichting tot indiening klimaatneutraliteitsplan voor bepaalde exploitanten
Voor enkele BKG-installaties in de EU is 20% van de kosteloze toewijzing in 2026-2030 voorwaardelijk aan het indienen van een klimaatneutraliteitsplan. Dit plan moet goedgekeurd worden door de bevoegde autoriteit, en de deadline voor indiening was 30 mei 2024.
Conform de Europese regelgeving worden de klimaatneutraliteitsplannen van de betrokken BKG-installaties openbaar gemaakt op de website van het VEKA. De exploitanten van de betrokken BKG-installaties kunnen bij het VEKA een verzoek indienen om bepaalde elementen uit het klimaatneutraliteitsplan niet openbaar te maken, indien deze commercieel gevoelig zijn en de publicatie ervan hun commerciële belangen zou schaden. Als het VEKA dit verzoek gegrond acht, wordt het klimaatneutraliteitsplan gepubliceerd zonder deze gevoelige elementen.
In Vlaanderen betreft dit momenteel slechts één installatie. Het klimaatneutraliteitsplan van deze installatie, waarbij mogelijk enkele commercieel gevoelige gegevens zijn weggelaten, kunt u hier raadplegen:
Webinars
Op donderdag 28 november 2024 vond een digitale informatiesessie over de overstap naar de Europese rapporteringstool voor het emissiejaarrapport (EJR) plaats. De opmaak en indiening van het emissiejaarrapport moet vanaf 2025 — met de emissiegegevens over het jaar 2024 — gebeuren via de EU ETS Reporting Tool (ERT) van de Europese Commissie(opent in nieuw venster). In dit kader is de Vlaamse rapporteringstool inmiddels offline gehaald. De opname en presentaties van de toelichting kunnen hieronder worden gedownload.
- 28/11/2024: webinar ‘overstap naar de Europese rapporteringstool (ERT)’(opent in nieuw venster)
- Presentatie VEKA overstap ERT (28-11-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster)
Op donderdag 21 maart 2024 vond een digitale informatiesessie over het Baseline Data Rapport (BDR) plaats, dat moest worden opgesteld op basis van een goedgekeurd Monitoringmethodiekplan 26-30 (MMP) en samen met een verificatierapport van een externe verificatie-instelling moest worden ingediend bij het VEKA tegen 30 juni 2024. Tijdens deze sessie gaf het VEKA specifieke uitleg over de gegevens die moeten worden opgenomen in het BDR, evenals over de implementatie van de nieuwe energie-efficiëntieconditionaliteit in het Vlaams Gewest. Het Excel-sjabloon voor het BDR, evenals de bijbehorende toelichting rond de energie-efficiëntieconditionaliteit, zijn hierboven te vinden onder de sectie ‘Verplichtingen in de context van de kosteloze toewijzing van emissierechten’. De opname en presentaties van de toelichting kunnen hieronder worden gedownload.
- 21/03/2024: webinar ‘opmaak van het baseline data rapport (BDR) voor de toewijzingsperiode 2026-2030’(opent in nieuw venster)
- Presentatie VEKA opmaak BDR26-30 (21-03-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster)
- Presentatie VBBV opmaak BDR26-30 (21-03-2024)(PDF bestand opent in nieuw venster)
- Voorbeelden VBBV opmaak BDR (21-03-2024)(opent in nieuw venster)
Op maandag 4 maart 2024 vond een digitale informatiesessie over de opmaak van het Monitoringmethodiekplan (MMP) voor de toewijzingsperiode 2026-2030 plaats, dat uiterlijk op 15 april 2024 moest worden ingediend bij het Verificatiebureau Benchmarking Vlaanderen (VBBV). Het Excel-sjabloon voor het MMP26-30, evenals de bijbehorende toelichting, zijn hierboven te vinden onder de sectie ‘Verplichtingen in de context van de kosteloze toewijzing van emissierechten’. De opname en presentaties van de toelichting kunnen hieronder worden gedownload.
ETS-nieuwsbrief
Naast het raadplegen van deze website, worden personeelsleden van BKG-installaties ook ten sterkste aangeraden om zich in te schrijven op de ETS-nieuwsbrief.
Contact
Bij vragen of onduidelijkheden, contacteer het Team EU ETS vaste installaties van het VEKA:
Ook interessant
Blijf op de hoogte
Schrijf u in op de VEKA-nieuwsbrieven.