Fokkerijbesluit - Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u veelgestelde vragen over het fokkerijbesluit.
Heeft u een vraag die niet is opgenomen, dan kan u ons een mail(opent in uw e-mail applicatie) sturen.
Ja, u bent niet verplicht om een stamboom mee te geven.
Nee, dit is niet mogelijk.
Als de hond/kat geboren is in Vlaanderen moet vanaf 1 juli 2025 de stamboom uitgereikt zijn door een erkende stamboekvereniging en dus voldoen aan een goedgekeurd fokprogramma met een DNA ouderschapscontrole.
Als de hond/kat in het buitenland is geboren en dus een buitenlands stamboom heeft, kan deze hond/kat wel nog verkocht worden, mits duidelijke vermelding dat het om een buitenlands stamboom gaat.
Nee, u hoeft geen lid te zijn van de erkende stamboekvereniging om er een stamboom aan te vragen.
Uw erkenning als honden- of kattenfokker staat los van de verkoop met stamboom. U bent niet verplicht om een stamboom af te leveren. Zolang u aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, blijft uw erkenning geldig.
U bent niet verplicht om de stamboom onmiddellijk mee te geven. In het garantiecertificaat kan u verklaren dat u de stamboom meegeeft op moment van de overdracht van het dier of dat u deze zal nasturen zodra u deze ontvangt.
Als u honden of katten, geboren in Vlaanderen, wil verkopen met stamboom moet u een stamboom aanvragen bij een erkende stamboekvereniging en moet u een goedgekeurd fokprogramma volgen.
Het gebruik van een buitenlandse reu of kater kan de genetische diversiteit ten goede komen en is toegestaan. De reu of kater moet echter ook voldoen aan een goedgekeurd fokprogramma.
De datum van verkoop is bepalend. Vanaf 1 juli 2025 moeten dieren die verkocht worden voldoen aan de bepalingen van het fokkerijbesluit als u een stamboom wilt meegeven.
Hiervoor doet de fokker beroep op een dierenarts of een laboratorium.
Als fokker bent u vrij in de keuze van dierenarts of laboratorium.
Ja, u mag lid zijn bij een andere stamboekvereniging.
Ja, u kan als fokker een erkenning aanvragen, zolang u voldoet aan de voorwaarden.
Nee, één van de voorwaarden om een erkenning aan te vragen als stamboekvereniging, is dat de statutaire zetel in het Vlaams Gewest gelegen is.
Nee, het fokkerijbesluit geldt enkel voor honden en katten die in Vlaanderen geboren zijn.
Alle verenigingen en fokprogramma’s staan op de website van Dierenwelzijn Vlaanderen. Zodra nieuwe verenigingen erkend zijn of fokprogramma’s zijn goedgekeurd, wordt dit bekend gemaakt via de nieuwsbrief waarop u zich kan inschrijven.
Er kan gekozen worden voor een STRs (Short Tandem Repeats) of een SNPs (Single Nucleotide Polymorphisms) DNA profiel voor ouderschapscontrole.
Het aantal te testen nakomelingen is afhankelijk van het gekozen DNA profiel. Indien men kiest voor STRs dan moeten alle nakomelingen getest worden. Indien gekozen wordt voor SNPs dan is het aantal te testen nakomelingen afhankelijk van de nestgrootte. Echter moeten er nog steeds stalen afgenomen worden van alle nakomelingen. Het laboratorium of de erkende stamboekvereniging selecteert hieruit vervolgens willekeurig de werkelijk te testen stalen.
Op deze manier willen we het gebruik van SNPs stimuleren, aangezien dit toelaat om meer informatie te verzamelen m.b.t. de genetische diversiteit van een populatie en op dit vlak dus een meerwaarde kan bieden.
Bij honden is het uitvoeren van een ouderschapscontrole via DNA reeds ingeburgerd, maar wordt in hoofdzaak nog gebruik gemaakt van STRs. Bij katten wordt er op heden meestal nog geen ouderschapscontrole uitgevoerd via DNA.
Afhankelijk van het laboratorium worden naast de SNPs voor ouderschapscontrole soms ook bijkomende SNPs getypeerd. De SNP profielen die door de laboratoria worden doorgegeven zullen op termijn worden verzameld in de centrale databank.
Het aantal te testen nakomelingen is afhankelijk van het gekozen DNA profiel voor ouderschapscontrole. Bij gebruik van het STR profiel moeten alle nakomelingen getest worden. Bij gebruik van het SNP profiel is het aantal te testen nakomelingen afhankelijk van de nestgrootte:
- 1 tot 5 nakomelingen: 1 staal
- 6 tot 10 nakomelingen: 2 stalen
- Meer dan 10 nakomelingen: 3 stalen
Indien er onjuiste resultaten worden bekomen moeten alle nakomelingen (opnieuw) getest worden
Ouderschapsbepaling voor katten en honden wordt door verschillende laboratoria aangeboden, ook via SNPs.
Voor meer informatie omtrent specifieke laboratoria die deze testen uitvoeren kan contact opgenomen worden met de erkende stamboek- of coördinerende verenigingen, of rechtstreeks met diergeneeskundige laboratoria.
Als fokker heeft men het recht om de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken van het laboratorium te bekomen. Mogelijks zal een laboratorium een bijkomende kost aanrekenen voor invoer van testresultaten van een ander laboratorium in hun systeem. Er wordt momenteel echter volop gekeken om de uitwisseling van resultaten tussen laboratoria mogelijk te maken en zoveel mogelijk te faciliteren.
Hoe meer generaties er in rekening worden gebracht voor de berekening van de inteeltcoëfficiënt (COI), hoe hoger deze COI zal zijn. Om deze reden wordt er in fokprogramma’s niet gekeken naar de maximale COI (dan zou het gebruik van completere stamboominformatie worden afgestraft), maar wel naar de inteelttoename over een generatie:
- De inteeltcoëfficiënt (COI) van een nakomeling mag maximum 1% hoger zijn dan de gemiddelde COI van beide ouders berekend op minimum 3 generaties.
- Hoe bereken je dit? Je berekent eerst de COI van beide ouders, op basis van minimum drie generaties. Vervolgens neem je hiervan het gemiddelde. Hierna reken je de COI uit van de pup/kitten uit deze combinatie op dezelfde wijze. Deze bestaat dus uit minimum vier generaties en mag max. 1% hoger liggen dan het gemiddelde van de ouders.
- Voorbeeld: reu/kater heeft een COI van 2% en de teef/kattin een COI van 4%, beiden berekend over 3 generaties. Dit geeft een gemiddelde COI van 3%. De nakomeling mag dan maximaal een COI van 4% hebben, berekend over 4 generaties.
Dezelfde informatie moet dus worden gebruikt voor de berekening van de COI van de ouders als voor deze van de nakomelingen (met inbegrip van de ouders zelf).
Het kan met deze methode voordeliger zijn om meer generaties te gebruiken. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van 10 generaties kan het zijn dat de COI van een nakomeling minder dan 1% hoger is dan het gemiddelde van de ouders, terwijl dit verschil mogelijks hoger is dan 1% op basis van slechts 4 generaties.
Er zal bijkomend onderzocht worden om SNPs mee te nemen in de genetische diversiteit. Hierbij zal onder meer gekeken worden naar hoe we verschillende soorten en hoeveelheden SNPs kunnen integreren alsook verschillende soorten berekeningen, zoals % heterozygositeit en runs of homozygosity (ROHs). Voor dit kan worden geïntegreerd, moeten er echter nog onderzoek gebeuren. In elk geval blijven de berekeningen op basis van stambomen belangrijk, aangezien enkel deze een voorspelling kunnen maken van een toekomstige generatie.
De inteeltcoëfficiënt (COI) van een nakomeling mag maximum 1% hoger zijn dan de gemiddelde COI van beide ouders berekend op minimum 3 generaties. Er worden geen uitzonderingen voorzien op deze regel.
Voor rassen waarbij het niet makkelijk is om een geschikte partner te vinden wegens een beperkte populatie, is het des te belangrijker om de genetische diversiteit te vrijwaren. Er wordt dan ook aangemoedigd om partners uit het buitenland te zoeken die voldoende onverwant zijn.
Zowel de ouders als (een deel van) de nakomelingen moeten een DNA test voor ouderschapscontrole ondergaan, dit om de verwantschap tussen beide generaties aan te tonen.
De prestatieonderzoeken (DNA testen of fenotypische testen) moeten enkel op de ouderdieren worden uitgevoerd, dit om een optimale paringscombinatie te maken, zodat aandoeningen bij de nakomelingen zoveel mogelijk beperkt worden.
DNA testen kunnen reeds vanaf de geboorte en moeten slechts eenmalig uitgevoerd worden. Bij fenotypische testen (bv. echocardiografie, RX opnames,…) zal de frequentie en minimum leeftijd voor de test afhankelijk zijn van de aandoening waarop getest wordt. Dit wordt vastgelegd in het fokprogramma.
Elke dierenarts mag de testen of onderzoeken die vastgelegd worden in het fokprogramma uitvoeren. We adviseren echter ten zeerste om hiervoor een ter zake onderlegd dierenarts te consulteren die het onderzoek of de test met de nodige expertise kan uitvoeren, zodoende de kwaliteit en betrouwbaarheid van de resultaten te optimaliseren.
Op termijn kan de minister bijkomende voorwaarden opleggen voor dierenartsen en laboratoria.
We adviseren ten zeerste aan om een DNA staal te laten afnemen door een dierenarts, dit om de betrouwbaarheid van de resultaten te garanderen.
Het is bijkomend de verantwoordelijkheid van de erkende stamboekvereniging om de juistheid van de gegevens voor ouderschapscontrole en prestatieonderzoeken te verifiëren en garanderen, alvorens een stamboom af te leveren. Bijgevolg kan de erkende stamboekvereniging hiervoor bepaalde voorwaarden opleggen aan hun deelnemende fokkers.
Stamboekverenigingen zijn vrij om overeenkomsten te maken met laboratoria naar keuze. Echter is elke fokker nog steeds vrij om te kiezen met welk laboratorium ze willen samenwerken. Resultaten van elk laboratorium kunnen geregistreerd worden in de databank van de erkende stamboekvereniging, en later in de centrale databank.
Een staalafname voor DNA testen kan uitgevoerd worden zowel met een mondswab, als door bloedafname. Dit kan afhankelijk zijn van het laboratorium waarvoor wordt gekozen.
Bij het testen voor heupdysplasie moeten zowel ventrodorsale-, als laxiteitsopnames (Vezzoni of PennHIP) worden uitgevoerd voor in België geregistreerde dieren, geboren vanaf 1 januari 2025. Laxiteitsopnames kunnen vanaf de leeftijd van 6 maanden uitgevoerd worden. Ventrodorsale opnames kunnen uitgevoerd worden vanaf de leeftijd van 1 jaar.
PawPeds heeft een eigen classificatiesysteem voor heupdysplasie bij katten. In de fokprogramma’s die voor katten reeds werden goedgekeurd werd een omzettingstabel opgenomen naar de FCI gradering.
Indien gewerkt wordt met het classificatiesysteem van PawPeds moet volgende omzetting gehanteerd worden:
- Graad 0 = Categorie A FCI
- Graad 1 = Categorie B FCI
- Graad 2 = Categorie C FCI
- Graad 3 = Categorie D/E FCI
Voor in België geregistreerde diere,n die geboren zijn vanaf 1 januari 2025, zijn laxiteitsopnames (Vezzoni of PennHIP) evenwel verplicht.
De multifactoriële/polygene/complexe aandoeningen waarvoor een onderbouwde screeningsmethode bestaat en waarvan het voorkomen kan verminderd worden door een fokadvies gebaseerd op deze screeningsmethode, worden opgenomen in de fokprogramma’s van de relevante rassen. Er bestaan enkele aandoeningen waarvoor dit momenteel niet het geval is.
In de continuatie van het Breeding Healthy Pets-project zal worden voorzien dat deze “gaten” worden geïdentificeerd en zo goed mogelijk getracht worden om hier een wetenschappelijk onderbouwde oplossing voor te voorzien, bijvoorbeeld door het uitwerken van een goede screeningsmethode.
Een laxiteitsopname is verplicht voor in België geregistreerde honden en katten, geboren vanaf 1 januari 2025. Voor dieren die hiervoor geboren zijn, is men niet verplicht om een laxiteitsopname te laten uitvoeren. Afhankelijk van welk soort prestatieonderzoek de ouders hebben ondergaan, zijn er 3 mogelijke scenario’s voor het fokadvies. Mogelijke resultaten voor dit prestatieonderzoek zijn terug te vinden op de website van Breeding Healthy Pets(opent in nieuw venster).
Honden en katten met een C-score of hoger en zonder laxiteitsopname worden niet meer toegelaten in de fok. Voor deze dieren wordt aangeraden om sowieso wel een laxiteitsopname uit te voeren. Honden met een laxiteitsindex t.e.m. 0,69 kunnen namelijk wel nog worden ingezet in combinatie met een hond met laxiteitsindex onder de 0,50.
Voor in België geregistreerde honden/katten geboren vanaf 1 januari 2025, is een combinatie van beide technieken verplicht.
Voor honden/katten geboren voor deze datum en voor buitenlandse honden zijn laxiteitsopnames niet verplicht en kan dus louter gewerkt worden met een FCI index. Echter bestaat de mogelijkheid dat honden, die op basis van de FCI index niet mogen ingezet worden in de fok, toch zouden mogen gebruikt worden op basis van de laxiteitsindex.
De mogelijke paringscombinaties zijn opgenomen in het fokprogramma.
Er worden veel opleidingen voor dierenartsen ingericht voor het uitvoeren van de laxiteitsopname. De lijst met dierenartsen die deze opleiding hebben gevolgd en een examen hebben afgelegd is ter beschikking op de website van ORSAMI(opent in nieuw venster) van de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent: https://www.orsami.be/nl/laxiteitstechniek-heupdysplasie-hond-vet.(opent in nieuw venster)
Er zijn momenteel geen wettelijke beperkingen opgelegd over welke dierenartsen prestatieonderzoeken mogen uitvoeren. Elke dierenarts mag dus resultaten voor prestatieonderzoeken genereren. Er moet ook niet verplicht via bepaalde commissies worden gegaan, in het binnen- noch buitenland.
Een dekkater of -reu uit het buitenland mag gebruikt worden voor de fok van nakomelingen die in Vlaanderen geboren worden, mits deze kater of reu ook voldoet aan de voorwaarden van het fokprogramma en er een DNA staal geanalyseerd wordt voor ouderschapscontrole. Het gebruik van een buitenlandse kater of reu wordt zelfs aangemoedigd, omdat het de genetische diversiteit net kan vergroten binnen de populatie, wat één van de doelstellingen is van het fokkerijbesluit.
Afname van een DNA staal is niet of weinig invasief en kan veelal simpelweg aan de hand van het nemen van een speekselswab. Bovendien moet een DNA test slechts eenmalig uitgevoerd worden en wordt er met een ouderschapsprofiel enkel gecontroleerd op ouderschap (niet op aandoeningen bijvoorbeeld). Er zijn dus eigenlijk geen geldige redenen om een DNA test te weigeren.
Het is aan beide fokkers om onderling overeen te komen wie de kosten van deze DNA test draagt. Enerzijds gaat de verplichting tot ouderschapscontrole uit van de Vlaamse wetgeving, anderzijds moet een DNA test voor ouderschapscontrole slechts eenmalig uitgevoerd worden en kan het resultaat door de buitenlandse fokker blijvend gebruikt worden voor eventuele toekomstige dekkingen.
Beide generaties moeten niet in hetzelfde laboratorium getest worden. Indien de verwerking binnen hetzelfde laboratorium gebeurt zal dit de verwerking van de gegevens evenwel vergemakkelijken. Er wordt gekeken om de uitwisseling van gegevens tussen de laboratoria mogelijk te maken en te faciliteren.
In de meeste gevallen gaat het om onderzoeken die zeker beschikbaar zijn in het buitenland, of voorziet het fokadvies voldoende flexibiliteit om buitenlandse dieren toe te laten.
Enkele voorbeelden:
- Voor alle hartaandoeningen behalve DCM/ARVC bij de hond en HCM bij de kat is een auscultatie voldoende indien er geen hartruis wordt gehoord.
- Voor de beoordeling van de meeste gewrichtsaandoeningen is enkel een RX-toestel nodig, iets wat in elk land beschikbaar is.
- Voor DNA-testen van autosomaal recessieve aandoeningen mag een ongetest dier gecombineerd worden met een vrij dier.
- Voor heupdysplasie zijn laxiteitsopnames niet verplicht voor buitenlandse dieren
Verder zijn er ook geen verplichtingen rond specialisaties voor het uitvoeren van de prestatieonderzoeken en mag elke dierenarts deze uitvoeren. Uiteraard raden wij wel aan om screenings uit te voeren bij dierenartsen die hiervoor 1) voldoende kennis bezitten en 2) in bezit zijn van de nodige materialen.
Tot slot zijn aandoeningen, die zijn opgenomen als verplicht in de rasfiches, aandoeningen waar absoluut aan moet gewerkt worden en een belangrijk probleem vormen voor de gezondheid van het ras. Indien er in een land absoluut de mogelijkheid niet bestaat om te testen voor een specifieke aandoening die als verplicht is opgenomen in de rasfiche, dan kan hier inderdaad niet mee worden gefokt.
Sperma van reuen dat ingevroren is vóór 1 januari 2025 mag gebruikt worden voor de inseminatie van een teef, op voorwaarde dat de teef alle verplichte onderzoeken wel heeft ondergaan en hiervoor resultaten heeft waaruit een (voorwaardelijk) positief fokadvies zou kunnen voortkomen.
Bijvoorbeeld: bij heupdysplasie gaat dit om FCI graad A en B of een laxiteitsindex met een minimaal, laag of hoog risico; bij patellaluxatie om graad 0, 1 of 2; bij elleboogdysplasie om graad 0, 1 of 2.
Voor sperma van reuen dat ingevroren is vanaf 1 januari 2025, moet de reu voldoen aan het fokprogramma voor dat ras of die variëteit.
Alle pups of kittens die verkocht worden vanaf 1 juli 2025 moeten voldoen aan het fokprogramma en moeten een ouderschapscontrole ondergaan.
Op heden zijn we volop bezig met het verder uitwerken van de ontwikkeling van een centrale databank. De selectietool is een applicatie die eerder behoort tot het eindstadium van de ontwikkeling van de databank. Momenteel kan hiervoor geen concrete richtdatum gegeven worden.
De gegevens in de databank van de erkende stamboekverenigingen, en later in de centrale databank, zullen in eerste instantie hoofdzakelijk bestaan uit gegevens van honden en katten die in Vlaanderen geboren zijn. Buitenlandse honden of katten die gebruikt worden voor het fokken van nesten, die in Vlaanderen geboren worden, zullen ook in de databank terechtkomen. Op termijn kan het systeem eventueel nationaal en zelfs internationaal uitgebreid worden, maar daarvoor dient eerst een goed systeem ontwikkeld te worden in Vlaanderen.
Dat de centrale databank weinig tot geen informatie zou bevatten over de diversiteit buiten Vlaanderen, heeft niet als gevolg dat de genetische diversiteit wordt beperkt. Binnen Vlaanderen zal de selectietool die zal worden gekoppeld aan de databank een snelle hulp bieden om hier een geschikte partner te vinden. Elke fokker is echter vrij om geschikte partners te vinden in het buitenland. De gegevens van een dergelijke partner kunnen uiteindelijk ook in de databank worden geplaatst.
De burger zal via campagnes geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over de waarde van de stamboom als kwaliteitslabel. De burger moet bewust worden gemaakt van de grotere garantie op een gezonde hond of kat indien deze over een Vlaamse stamboom beschikt.
Op termijn kan het systeem uitgebreid worden op nationaal en zelfs internationaal vlak. In dat opzicht willen we eerst een solide basis uitbouwen in het Vlaams Gewest.
Indien niet voldaan wordt aan het fokprogramma en/of de ouderschapscontrole kan geen stamboom afgeleverd worden.
Het afleveren van een afstammingsbewijs dient louter om de beschikbare gegevens van deze dieren niet verloren te laten gaan en enigszins te kunnen registreren, teneinde deze gegevens van dit dier eventueel op een later tijdstip te kunnen gebruiken in de fokkerij.
Bij een afstammingsbewijs is niet voldaan aan het fokprogramma voor dat ras of die variëteit. Dit dient hierop dan ook duidelijk vermeld te worden. Het afstammingsbewijs moet bijgevolg visueel duidelijk verschillend zijn van een stamboom of pedigree.
Het fokkerijbesluit is enkel van toepassing op Vlaamse fokkers. Nakomelingen die geboren worden in Vlaanderen vanaf 1 juli 2025, kunnen niet meer met stamboom verkocht worden in het Vlaams gewest indien deze stamboom afkomstig is uit het buitenland of een ander gewest.
We willen bijkomend eerst bouwen aan een solide en efficiënt systeem in Vlaanderen, voor de gemotiveerde fokkers die willen mee stappen in dit ambitieuze plan om de gezondheid van de rashonden, en -katten te verbeteren. Op termijn kan dit eventueel uitgebreid worden naar alle fokkers van honden en katten.
Ook kan dit initiatief op termijn uitgebreid worden op nationaal en zelfs internationaal vlak. Intussen zullen de Vlaamse burgers geïnformeerd en gesensibiliseerd worden over de waarde van de stamboom als kwaliteitslabel.
De lijst met erkende katten- en hondenfokkers is te raadplegen op de website van Dierenwelzijn Vlaanderen via de volgende link: https://www.vlaanderen.be/dierenwelzijn/informatie-en-dienstverlening/erkende-inrichtingen-dierenwelzijn . Momenteel is er geen lijst beschikbaar per ras.
In Vlaanderen moeten alle dekkaters, en -reuen, die ingezet worden voor het fokken van nakomelingen geboren in Vlaanderen, voldoen aan de voorwaarden van het fokkerijbesluit, indien men de nakomelingen met stamboom of pedigree wil verkopen.
Meer informatie en de nodige begeleiding voor de praktische uitvoering van het fokkerijbesluit kan door de fokker nagevraagd worden bij de erkende stamboek- en coördinerende verenigingen.
Er bestaat op heden geen overzicht van de frequentie van alle aandoeningen in de verschillende rassen. Deze informatie is onder meer terug te vinden in diverse bronnen uit de wetenschappelijke literatuur, maar soms ook niet beschikbaar. Dit is dan ook een hoofdreden waarom er gewerkt zal worden met een centrale databank. Wanneer deze beschikbaar is, zal er na verloop van tijd wel een dergelijk overzicht komen voor de Vlaamse populatie (alsook de populatie van buitenlandse katten/honden die werden ingezet in Vlaanderen).
Per ras of variëteit wordt in het fokprogramma bepaald welke onderzoeken, die de erfelijke aanleg voor een bepaalde aandoening (DNA of fenotypische test) van een individu nagaan, verplicht of aangeraden worden. Dit is o.a. gebaseerd op de frequentie van voorkomen, ernst en testmethode van de specifieke aandoening. Bij alle testen zal eveneens gekeken worden naar de mate en betrouwbaarheid van de correlatie tussen het resultaat van de test en de kans op en gradatie van de aandoening. Enkel indien voldaan wordt aan het fokprogramma kan een stamboom bekomen worden.
Kruisingen tussen rassen zijn niet toegestaan. Indien men toch een kruising tussen rassen wil uitvoeren moet hiervoor toestemming gegeven worden door de bevoegde minister. Bijgevolg moet voor dergelijke aanvragen een dossier ingediend worden bij Dierenwelzijn Vlaanderen via het mailadres dierenwelzijn@vlaanderen.be(opent in uw e-mail applicatie).
Het fokkerijbesluit is erop gericht om de genetische gezondheid van honden en katten te verbeteren. Er wordt niet gekeken naar ras-standaarden van verschillende instanties.