Gedaan met laden. U bevindt zich op: Hoofdbestemming gebouweenheid bepalen Welk EPC moet opgemaakt worden?

Hoofdbestemming gebouweenheid bepalen

Per gebouweenheid moet een EPC opgesteld worden. Bij meerdere bestemmingen binnen een gebouweenheid, wordt op basis van de bruikbare vloeroppervlakte de hoofdbestemming bepaald.

Mogelijke bestemmingen

  • Residentieel: bestemd voor (collectieve) bewoning
    • woningen: een (eengezins)woning is een gebouw bestaande uit 1 residentiële gebouweenheid
    • appartementen en studio’s: een residentiële gebouweenheid in een gebouw met meerdere gebouweenheden
    • collectieve woongebouwen: een residentiële gebouweenheid waarbij verschillende personen buiten gezinsverband wonen met uitzondering van welzijns- of gezondheidsvoorzieningen, internaten in een onderwijsinstelling, slaap-, verblijf- en leefruimtes in kazernes, religieuze gebouwen en penitentiaire voorzieningen.
  • Industrie: bestemd voor de productie, de bewerking, de opslag of manipulatie van goederen, zoals herstelplaatsen voor voertuigen (auto, tram, trein), industriële bakkerijen en slachterijen, datacentra, drukkerijen, textielfabrieken, brouwerijen, loodsen, parkeergarages...
  • Landbouw: gebouw(deel) in een landbouwbedrijf dat niet voor bewoning bestemd is.
  • Gebouwen die worden gebruikt voor erediensten en religieuze activiteiten
    • Wel: kerk, synagoge, moskee…
    • Niet: parochiezaal, pastorijwoning...
  • Niet-residentieel: niet-residentiële, niet-industriële en niet-landbouw bestemming:
    • kantoor
    • school
    • gezondheid
    • sport
    • handel
    • horeca
    • bijeenkomst
    • eenheden in publieke gebouwen of overheidsgebouwen.
Erkende welzijns- en gezondheidsinstellingen

Een erkende welzijns- en gezondheidsinstelling beschikt over een HCO nummer (Health Care Organisation nummer). Of een instelling een erkende welzijns- of gezondheidsinstelling is, kunt u opzoeken via de CoBRHA Viewer(opent in nieuw venster). Erkende welzijns- en gezondheidsinstellingen hebben bestemming niet-residentieel.

Vakantiewoningen

Vakantiewoningen hebben een residentiële bestemming.

Hoofdbestemming bepalen

In een gebouweenheid kunnen meerdere bestemmingen voorkomen.

Als dit het geval is, moet de hoofdbestemming worden bepaald en dit gebeurt op basis van de bruikbare vloeroppervlakte die elke bestemming inneemt in de eenheid.

Let op: bepaal eerst het beschermde volume van de eenheid om zeker te zijn welke delen mogen meegenomen worden in de bruikbare vloeroppervlakte. Soms kunnen grote delen zoals bijvoorbeeld parkeergarages, werkhallen, opslagruimtes… uitgesloten worden van het beschermde volume. Dit heeft een invloed op de hoofdbestemming.

  • Als gebouwdelen met de bestemming industrie meer dan 70% van de bruikbare vloeroppervlakte innemen, is de hoofdbestemming van de gebouweenheid industrie.
  • In alle andere gevallen is de hoofdbestemming gelijk aan de bestemming (die niet industrie is) met de grootste bruikbare vloeroppervlakte.
  • Als er geen grootste bruikbare vloeroppervlakte bepaald kan worden en geen redelijke inschatting, is de hoofdbestemming niet-residentieel.
  • Is er twijfel bij het bepalen van de hoofdbestemming, dan moet de hoofdbestemming ‘niet-residentieel’ genomen worden.
  • Is de hoofdbestemming industrie of landbouw, dan kan er geen EPC opgemaakt worden.
Twijfel of onduidelijkheden?
  • Bij het bepalen van de bestemming wordt de feitelijke situatie beoordeeld.
  • Bij twijfel wordt naar het laatste gebruik van de eenheid gekeken.
  • Alleen als de bestemming niet uit de feitelijke situatie of voorgaand gebruik kan afgeleid worden, mag uitzonderlijk worden gekeken naar de vergunde bestemming (vb. cascobouw of ruwbouw).
  • Als ook de vergunde situatie niet gekend is, moet gekozen worden voor niet-residentieel.

Voorbeelden

Voorbeelden combinatie industriële en (niet-)residentiële bestemming (vanaf 1-1-2025)

Ruimtes die voldoen aan beide voorwaarden behoren nooit tot het beschermde volume:

  • De ruimte is gelegen in een eenheid die een aaneengesloten geheel bevat van minstens 250 m² met een niet-residentiële en/of residentiële bestemming.
  • De ruimte maakt deel uit van een aaneengesloten geheel met een industriële bestemming waarvan de oppervlakte groter is dan het aaneengesloten geheel met een residentiële of niet residentiële bestemming.

De bestemming per ruimte voor de bepaling van een aaneengesloten geheel wordt bepaald op basis van de feitelijke toestand. Bij twijfel of in het geval van kleinere ruimtes wordt gekeken naar de ruimtes die deze delen bedienen. Zo kan bijvoorbeeld een klein kantoor volledig omgeven door een werkhal meegenomen worden in het aaneengesloten geheel van de werkhal en dus met bestemming industrie.

Als een volledige verdieping alleen ruimtes bevat met één bestemming, worden voor deze verdieping de circulatieruimtes meegenomen in het aaneengesloten geheel. Als de verdieping zowel ruimtes met bestemming niet-residentieel of residentieel als industrie heeft, worden de circulatieruimtes niet meegerekend in het aaneengesloten geheel van elke bestemming voor die verdieping.