Wijzigingen regelgeving stookolietanks vanaf 1 januari 2025
Op vrijdag 6 september 2024 keurde de Vlaamse Regering het besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (hierna: VLAREM II), wat betreft kunststof granulaat, brandstoffen en brandbare vloeistoffen, de opslag van gevaarlijke producten en particuliere stookolietanks definitief goed. Op deze pagina vindt u een samenvatting van wat er wijzigt voor de regelgeving rond stookolietanks.
Overzicht wijzigingen en inwerkingtreding
Het besluit bevat wijzigingen aan o.a.:
- hoofdstuk 5.6 VLAREM II,
- hoofdstuk 5.17 VLAREM II,
- hoofdstuk 6.5 VLAREM II.
Verder actualiseert het besluit volgende bijlagen bij VLAREM II:
- bijlage 5.17.2 Bouw en controle van vaste houders,
- bijlage 5.17.3 Bouw en controle van een permanent lekdetectiesysteem,
- bijlage 5.17.7 Bouw en controle van een systeem om overvulling te voorkomen; KWS-afscheiders en andere opvangsystemen.
Wijzigingen in een notendop
- Er worden een aantal preventieve maatregelen rond particuliere stookolietanks ingevoegd (hoofdstuk 6.5 VLAREM II);
- Het onderzoeksproject ‘Actualisering en vereenvoudiging codes van goede praktijk inzake bouw en controle van vaste houders voor brandbare vloeistoffen en gevaarlijke producten’ (OMG-GOP/2018/31) wordt omgezet;
- De BBT-studie voor inkuiping en vul- en loszones bij bovengrondse opslag van gevaarlijke of brandbare vloeistoffen werd gedeeltelijk omgezet. Het gaat om bepalingen rond de standplaats van de tankwagen.
De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2025. Raadpleeg hier via de EMIS Navigator de tekst van VLAREM II na 1 januari 2025 (geconsolideerde versie)(opent in nieuw venster):
De teksten van het wijzigingsbesluit:
Wijzigingen niet-ingedeelde particuliere stookolietanks (<5.000 kg voor een woning; hoofdstuk 6.5 VLAREM II)
- Een aantal benamingen worden gewijzigd en er wordt verwezen naar bijlage 5.17.2 Bouw en controle van vaste houders:
- Overvulbeveiliging wordt vervangen door systeem tegen overvulling;
- Waarschuwingssysteem wordt vervangen door de term overvulwaarschuwingssysteem;
- Beveiligingssysteem wordt vervangen door de term overvulbeveiligingssysteem.
- Uitfasering alarmfluitjes: de houder moet uitgerust zijn met een systeem tegen overvulling in overeenstemming met bijlage 5.17.7 VLAREM II.
- Een alarmfluit is niet meer afdoende voor nieuwe tanks.
- Een houder geplaatst voor 1 januari 2025, met alleen maar een alarmfluit als waarschuwingssysteem, is slechts afdoende tot en met 31 december 2035.
- Alarmfluitjes zijn namelijk gevoelig voor vervuiling en verstopping, zijn moeilijk te testen en de werking komt in het gedrang bij een te hoog of te laag luchtdebiet.
- De houder moet uitgerust zijn met een mogelijkheid tot peilmeting. Dit mag aan de hand van een peilstok.
- Voorafgaand aan een levering, kan de brandstofleverancier het attest van de installatie of de laatste periodieke controle opvragen aan de exploitant;
- Het lekdetectiesysteem moet beantwoorden aan de nieuwe bijlage 5.17.7 VLAREM II.
- Particuliere stookolietanks uitgerust met een permanent lekdetectiesysteem die alleen een visueel of akoestisch signaal geven mogen verder ingezet worden tot en met 31 december 2035.
- Uiterlijk op 1 januari 2036 zijn deze lekdetectiesystemen vervangen door een permanent lekdetectiesysteem met een akoestisch én visueel signaal.
- Let wel, kijkglazen mogen volgens het standpunt van het Departement Omgeving al sinds 2019 niet langer geïnstalleerd worden.
- Dichtheidsbeproevingen op ondergrondse houders bij periodiek onderzoek mogen enkel nog uitgevoerd worden volgens een code van goede praktijk goedgekeurd door de afdeling GOP van het Departement Omgeving. De standaardwerkwijze voor dichtheidsbeproeving (houder op een overdruk van minstens 30 kPa of bij een onderdruk van hoogstens 30 kPa brengen gedurende 1u) zoals tot nu toe in VLAREM was opgenomen, geeft immers geen zekerheid dat alle lekken vastgesteld worden en kan bovendien een zwakke wand van een houder definitief beschadigen.
- Reeds in het verleden op de website van het Departement Omgeving opgenomen methodes(opent in nieuw venster) kunnen in principe verder toegepast blijven worden.
- Een rode merkplaat moet door de erkende technicus niet langer gemeld worden aan de VMM, maar aan de lokale toezichthouder. Als het gaat om houders die zich bevinden in waterwingebied of een beschermingszone type I,II of III van een grondwaterwinning(opent in nieuw venster) die bestemd is voor de openbare watervoorziening, moet ook een melding gebeuren bij de betrokken drinkwatermaatschappij.
- Bij buitengebruikstelling, moet het ledigen en reinigen van de tank binnen de 36 maanden gebeuren. Er wordt ook verduidelijkt dat de erkend technicus stookolietanks op het attest expliciet moet motiveren waarom een houder niet kan worden verwijderd, bij buitengebruikstelling van een rechtstreeks in de grond gegraven houder.
Wijzigingen ingedeelde stookolietanks voor de verwarming van een gebouw
- Er worden een aantal benamingen gewijzigd:
- Overvulbeveiliging wordt vervangen door systeem tegen overvulling;
- Waarschuwingssysteem wordt vervangen door de term overvulwaarschuwingssysteem;
- Beveiligingssysteem wordt vervangen door de term overvulbeveiligingssysteem.
- De houder moet uitgerust zijn met een systeem tegen overvulling in overeenstemming met bijlage 5.17.7 VLAREM II.
- Een alarmfluit is niet meer afdoende voor nieuwe tanks.
- Een houder geplaatst voor 1 januari 2025, met alleen maar een alarmfluit als waarschuwingssysteem, is slechts afdoende tot en met 31 december 2027. Na die datum wordt de alarmfluit vervangen door een systeem tegen overvulling conform bijlage 5.17.7.
- Ondergrondse houders moeten worden voorzien van een permanent lekdetectiesysteem. De bestaande uitzondering voor houders uit gewapende thermohardende kunststoffen of uit roestvrij staal zal alleen nog gelden voor houders gebouwd voor 1 januari 2025.
- Er worden enkele wijzigingen doorgevoerd ter verduidelijking van de acties die nodig zijn na de installatie, maar voor de ingebruikname van de houder. Zo dient bijv. ook het leidingwerk rond een ondergrondse houder aan een dichtheidsbeproeving te worden onderworpen vooraleer de houder in gebruik genomen kan worden.
- Aanpassingen aan de periodiciteit van het algemeen onderzoek voor houders gebouwd vanaf 1 januari 2025 in functie van de berekende of verwachte levensduur;
- Dichtheidsbeproevingen op ondergrondse houders bij periodiek onderzoek mogen enkel nog uitgevoerd worden volgens een code van goede praktijk goedgekeurd door de afdeling GOP van het Departement Omgeving. De standaardwerkwijze voor dichtheidsbeproeving (houder op een overdruk van minstens 30 kPa of bij een onderdruk van hoogstens 30 kPa brengen gedurende 1u) zoals tot nu toe in VLAREM was opgenomen, geeft immers geen zekerheid dat alle lekken vastgesteld worden en kan bovendien een zwakke wand van een houder definitief beschadigen.
- Reeds in het verleden op de website van het Departement Omgeving opgenomen methodes(opent in nieuw venster) kunnen in principe verder toegepast blijven worden.
- Een rode merkplaat moet door de erkende technicus niet langer gemeld worden aan de VMM, maar aan de lokale toezichthouder. Als het gaat om houders die zich bevinden in waterwingebied of een beschermingszone type I,II of III van een grondwaterwinning(opent in nieuw venster) die bestemd is voor de openbare watervoorziening, moet ook een melding gebeuren bij de betrokken drinkwatermaatschappij.
Nieuwe versies bijlagen
Volgende bijlagen werden volledig hernieuwd op basis van het onderzoeksproject ‘Actualisering en vereenvoudiging codes van goede praktijk inzake bouw en controle van vaste houders voor brandbare vloeistoffen en gevaarlijke producten’ (OMG-GOP/2018/31).
- 5.17.2 Bouw en controle van vaste houders
- 5.17.3 Bouw en controle van een permanent lekdetectiesysteem
- 5.17.7 Bouw en controle van een systeem om overvulling te voorkomen; KWS-afscheiders en andere opvangsystemen
Lees hier meer over de wijzigingen aan de bijlagen.