Gedaan met laden. U bevindt zich op: Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG)

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG)

Sinds 1994 onderzoekt de Vlaamse overheid jaarlijks het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen. Hiervoor worden Vlamingen van 6 jaar en ouder vrijblijvend bevraagd over hun verplaatsings- en mobiliteitsgedrag.

Onderzoek verplaatsingsgedrag 7 opgestart

In 2024 wordt een nieuw onderzoek verplaatsingsgedrag opgestart. De methodiek zal anders zijn. Respondenten zullen niet meer persoonlijk begeleid worden door een enquêteur. Wel zullen er instructievideo’s én een hulplijn zijn. De steekproef zal nog steeds gebeuren op basis van een trekking uit het rijksregister, maar de focus verschuift van Vlaanderen naar de 15 vervoerregio’s die in elke regio het mobiliteitsplan opstellen. Dat moet het mogelijk maken de regionale mobiliteitsplannen beter te monitoren. OVG 7 streeft naar 30.000 deelnemers. Bedoeling is om de resultaten in het voorjaar van 2025 beschikbaar te stellen.

U ontvangt deze uitnodigingsbrief wanneer u geselecteerd bent om deel te nemen aan het onderzoek.

Inhoud is aan het laden

Waarom het onderzoek verplaatsingsgedrag?

Sinds 1994 onderzoekt de Vlaamse overheid jaarlijks het verplaatsingsgedrag van de Vlamingen. Daarvoor worden Vlamingen van 6 jaar en ouder bevraagd over hun verplaatsings- en mobiliteitsgedrag.

Het is van essentieel belang om een goed en representatief beeld te krijgen van hoe de Vlaming zich verplaatst. De focus van het onderzoek ligt op het gedetailleerd in kaart brengen van het verplaatsingsgedrag van Vlamingen en geeft zo een helikopterperspectief op zijn mobiliteitsgedrag. Het onderzoek is een belangrijke bron van informatie voor beleidsbeslissingen rond verkeersveiligheid, het openbaar vervoer en filevorming.

Daarom is deelname voor de Vlaamse overheid erg waardevol. Bovendien kunt u er leuke prijzen mee winnen.

De Vlaamse overheid werkt voor dit onderzoek samen met het marktonderzoeksbureau Ipsos.

Onderzoeksmethodiek

OVG 1 (april 1994-april 1995) en OVG 2 (januari 2000-januari 2001) gebeurden via een enquête bij een staal van minimaal 2.500 gezinnen die via een eenvoudige toevalssteekproef uit het Rijksregister werd getrokken. De contactprocedure was ofwel telefonisch ofwel uitsluitend postaal (indien telefonisch geen contact bereikt werd)..

Vanaf OVG 3 (september 2007 - september 2008) werd de enquête afgenomen bij een staal van minimaal 8.000 personen die via een gestratificeerde clustersteekproef uit het Rijksregister wordt getrokken. De contactprocedure was face-to-faceofwel via de post (indien geen face-to-face contact bereikt werd).

OVG 4 en OVG 5 gebeurden op dezelfde wijze als OVG 3 behoudens het feit dat de steekproef van minimaal 8.000 personen verspreid werd over 5 achtereenvolgende onderzoeksjaren met een bevraging van telkens minimaal 1.600 personen.

Interne vergelijkingen tussen OVG 3, OVG 4 en OVG 5 zijn globaal gezien mogelijk vermits de methodologie in grote lijnen dezelfde gebleven is. Niettemin zijn hier en daar kleine wijzigingen aangebracht met eerder beperkte impact. We verwijzen hiervoor naar de appendixen met de methodologische toelichting, opgenomen in de rapportages van deze onderzoeken.